(faeces). In den darm niet verteerde of opgenomen voedselresten, te zamen met afscheidingsproducten van den darm, van de lever en van andere langs het darmkanaal gelegen klieren, vormen de o. van mensch en dier. De kleur, welke mede van het genoten voedsel afhankelijk is, wordt in hoofdzaak door de galkleurstoffen bepaald, soms ook door ziekelijke bijmengsels (bloed, etter, slijm). Voor ziekte-diagnostiek kan o.-onderzoek in vele gevallen waardevol zijn.
Vandaar dat haar samenstelling nauwkeurig is bestudeerd. O. is zeer rijk aan bacteriën, waarvan bacterium coli de bekendste is. Deze vormt mede de typische geurstoffen (faecol, indol, scatol) van de o. (stank wordt gevormd door gisting en rotting). Vele bacteriën vormen ook giften, die een niet normaal functionneerenden darmwand kunnen passeeren en het lichaam ernstig ziek maken.
Bij aanwezigheid van ziekten, die haar hoofdzetel in den darm hebben, bevat de o. ook ziekteverwekkende organismen als choleravibrionen, paratyphus-, typhus- en dysenteriebacteriën, amoeben, wormen e.a. Wanneer besmette o. via drinkwater, voedsel (overbrenging door vliegen) of handen haar weg naar het gezonde individu vindt, wordt de ziekte verbreid; uitgebreide epidemieën kunnen zoo uitbreken. Zie ook ➝ Ontploffingsepidemie. Botman.