1° Moraal. Ongehoorzaamheid wordt gezegd van de ondeugd, of van een daad tegen de deugd van gehoorzaamheid.
Om een bijzondere zonde van o. te bedrijven, moet men de speciale deugd van → gehoorzaamheid overtreden, nl. het bevel als dusdanig misprijzen. Zulken geest van opstandigheid koesteren, vijandig gestemd zijn tegen het gezag op zich zelf, is uiteraard een doodzonde. Maar het bevel misprijzen en verwaarloozen, omdat het onverstandig of onbelangrijk, of de gezagvoerder persoonlijk onbekwaam schijnt, is nog geen zonde tegen de bijzondere deugd van gehoorzaamheid. Een bevel eenvoudig niet uitvoeren is, volgens de belangrijkheid der stof, groote of kleine zonde, tegen de onderscheidene deugden. Wordt er geen strikt bevel of wet uitgevaardigd (nl. als de overste zijn gezag niet strikt wil gebruiken, of slechts een → penaal-wet afkondigt), dan is er slechts zonde in zoover de openbare niet-uitvoering beleedigend is voor het gezag. Salsmans.
2° (Milit.) Opzettelijke militaire ongehoorzaamheid is bekend als dienstweigering; bestaat in het niet opvolgen van een dienstbevel. Dit kan zijn: weigeren te gehoorzamen, opzettelijk nalaten te gehoorzamen of opzettelijk overschrijden van het bevel. Het weigeren is de meest brutale vorm, doch schept, omdat het openlijk geschiedt, meestal de mogelijkheid alsnog op andere wijze in den bevolen dienst te laten voorzien. Het sluwe opzettelijk nalaten en het opzettelijk overschrijden kan door de geheimzinnigheid tot groote rampen aanleiding geven. O. uit onachtzaamheid is alleen in tijd van oorlog een misdrijf; buiten tijd van oorlog is het een krijgstuchtelijk vergrijp.
A. Lohmeijer.