Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Omer Karel De Lacy

betekenis & definitie

Vlaamsch dichter. * 18 Sept. 1876 te Hooglede (W.Vl.), ✝ 16 Dec. 1909 aldaar na lange ziekte. Promoveerde in de rechten te Leuven in 1900. Na grondige studie van de Klassieken, inzonderheid van zijn lievelingsauteur Horatius, ontpopte zich een merkwaardig satirisch talent, gepaard met een ongemeene opmerkingsgave.

Zijn: Ook Verzen (1900) zijn geestige zetten en invallen; in Bespiegelingen (1907) stelt hij met onmeedoogende, hoewel goedlachsche ironie de tekortkomingen van allerlei celebriteiten aan de kaak. Van te Lande (1902) zijn rake waarnemingen van land en lieden in zijn geboortedorp; Van over Ouds (1905) en Flandria Illustrata (1911) kleurvolle etsen uit het verleden, vooral uit het Spaansche tijdperk. Zeer zuiver van lijn en uitwerking zijn ook Dierensprookjes in proza (1913).

Door zijn schitterende kleur en haarfijne uitbeelding draagt heel het werk van L. het stempel van schoonheid en persoonlijkheid. Voor het tooneel schreef hij: Falco (1905), een schets van het bewogen studentenleven uit den Spaanschen tijd; Hardenburg, een tafereel uit den Vlaamschen vrijheidsstrijd in 1490.A. Boon.

Lit.: E. Vliebergh en J. Persyn, Het Werk van O. K. D. L. (2 dln. 1911); J. Persyn, O.K.D.L. (1910).

< >