Begraafplaats nabij Nördlingen (Beieren) uit den overgangstijd tusschen het Palaeolithicum en het Neolithicum (Epipalaeolithicum); in 1907-’08 door R. R.
Schmidt ontdekt. Zij bestond uit twee ronde groeven, met oker bestrooid, waarin de hoofden der afgestorvenen dicht bij elkaar waren bijgezet.
Halssnoeren van doorboorde hertentanden en schelpen lagen bij de vrouwenhoofden. Het overige der lichamen heeft men vermoedelijk elders geborgen of verbrand (gedeeltelijke begraving).Lit. : Obermaier, Mensch der Vorzeit (1912, 286 vlg.1; Schuchardt, Alteuropa (1926, 22); Ebert, Reallex. d. Vorgesch. (IX 1927, s.v.). R. De Maeyer.