Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Oenothera

betekenis & definitie

of teunisbloem, een plantengeslacht van de familie der wederikachtigen ;komt in verschillende soorten oorspronkelijk van Chili tot N. Amerika voor.

Zij hebben groote, gele, des nachts geopende bloemen, die met de lange, smalle kroonbuis aan nachtvlinders aangepast zijn. Als tweejarige sierplant komt in Ned. sinds 1614 O. biennis, nachtbloem, voor, dikwijls verwilderd, vooral in de duinen.

O. muricata, de kleine teunisbloem , eveneens tweejarig, is in Ned. sinds 1789. O. lamarckiana wordt tot 2 m hoog en is soms verwilderd.

Overblijvende sierplanten zijn: O.fruticosa, glauca en missouriensis, resp. 60,80 en 100 cm hoog. Bouman.Oenotheravraagstuk De erfelijke afwijkingen, die Hugo de Vries in 1887 bij Oenothera lamarckiana had opgemerkt, en wier verdere studie tot het opstellen van de l901-’03 gepubliceerde → mutatietheorie voerde, bleken bij nader onderzoek geen gewone → mutaties te zijn. In 1913 kon de Vries, dank zij de studie van de reciproque bastaarden uit de waargenomen afwijkingen, zelf het bewijs brengen, dat zich in het geslacht Oenothera een erfelijkheidsproces afspeelt, dat in zijn geheel van de Mendelsche wetten afwijkt. Dank zij het onderzoek van Renner en van een aantal bekende cytologen weet men thans, dat de verschillende Oenotherasoorten uit twee complexen samengestelde heterozygoten zijn, waarbij elk complex van gebonden eigenschappen zich als één gen of erffactor gedraagt. Soorten, die eicellen en stuifmeelkorrels met het velanscomplex zoowel als met het gaudenscomplex bezitten, noemt men isogaam; andere, die alleen eicellen vormen met bijv. het rigenscomplex en alleen stuifmeelkorrels met bijv. het curvanscomplex, noemt men heterogaam. Oenothera biennis is half-heterogaam, omdat haar eicellen het albicansofwel het rubenscomplex kunnen bevatten, terwijl in de stuifmeelkorrels uitsluitend het rubenscomplex aanwezig is. Het onvermijdelijk gevolg van deze → heterogamie is de ongelijkheid van de Fxproducten in de reciproque kruisingen.

Lit.: H. de Vries, Gruppenweise Artbilding unter spezieller Berücksichtigung der Gattung Oenothera (1913); E. Lehmann, Die Theorien der Oenotheraforschung (1922, 526); Cleland en Blakeslee, Segmental interchange, the basis of chromosomal attachment in Oenothera (in : Cytologia, 2, 1931). Dumon.

< >