Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Oecumene

betekenis & definitie

[→ Gr. oikoemenè (gè) = bewoonde (aarde)], het bewoonde deel van de aarde. Bij de Grieken bestond de O. uit een ellips, waarvan men zich de lengteas dacht langs den parallelcirkel van 36° vanaf de Zuilen van Hercules (Straat van Gibraltar) tot den Taurus Indicus (Himalaja).

De grootste breedte had de O. bij den meridiaan van Rhodus en wel vanaf den Nijl op 17° N. tot de monding van den Dnjepr. Sedert het werk van Ratzel, Anthropo-geographie, in 1891 verschenen, verstaat men onder 0. het woongebied van den mensch.

De Anoeoumene wordt gevormd door die deelen, welke geen of nagenoeg geen menschen herbergen, zooals de veenmoerassen, de woestijnen, de hooggebergten en de poolgebieden, v. Velthoven.

< >