Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Ellips

betekenis & definitie

1° (meetk.) een vlakke gesloten kromme, gevormd door de punten, wier afstanden tot twee vaste punten Fx en F2 (brandpunten) een constante som hebben (fig. 1). Is deze som 2a, de afstand FjF2 = 2c, dan worden de rechte FjF2 en de middelloodlijn van F1F2, die symmetrie-assen van de e. zijn, door de e. gesneden in de punten Ax, A2, Bi en B2 (toppen), zoo gelegen, dat OAj = OA2 = a en OBj = OB2 = f/(a^-c2) = b.

A^ü is de groote en ÈjBj de kleine as, c de lineaire en c/ade numerieke excentriciteit,Ohet middelpunt van de ellips. Vergelijking van de e. op het coördinatenstelsel XOY : x2/a2 + ya/b2 = 1.

Het oppervlak van de e. is Trab. Bekend is do koordof tuinmansconstructie van de ellips.

Fig. 2 stelt een gesloten koord voor, geslagen om twee vaste punten Fj en F2. Spant men het koord bijv. met een potloodpunt P, dan zal P bij verplaatsing een e. beschrijven. → Kegelsneden. v.

Kol
2° In de philologie. De wetenschap heeft reeds in de 16e en 17e eeuw een ware ellipsomanie gekend. Elke zin moest volgens de grammatici zoo vol zijn dat er niets bij kon, en als er dan iets „ontbrak”, werd het tot ellips gedoopt. En aangezien er eigenlijk altijd iets meer gezegd kan worden en dus elke zin een ellips zou heeten, bepaalden zij eigenmachtig, wanneer een zin volkomen was. Ellipsen waren schijnbare weglatingen van een of meer woorden in een volzin, die er door den hoorder of lezer gemakkelijk bijgedacht konden worden, bijv. eind goed, al goed; zoo meester, zoo knecht; Dialect: ik ga naar vaders (bijgedacht: „huis”). Elliptische zinnen of onvolkomen zinnen waren zinnen, waarin geen persoonsvorm stond.

Zeker, de rhetorische figuur, die op effect berekend is, mag e. heeten en er zijn ook wel echte uitlatingen, maar de heele groep (bijv. Stilte, Lekker weer, hè) mogen toch geen e. genoemd worden. Immers, er is niets weggelaten uit de gedachte van den spreker: dan kan men alles wel ellips noemen, want nooit drukt men heel zijn bewustzijnsinhoud volkomen uit; bovendien beteekent het hartelijke: dag! heel wat anders dan: ik wensch u goeden dag. Ook wordt er soms wel eens iets weggelaten, wat in de oudere taal stond, maar daarmee is het niet verklaard en dat weglatingsmoment is slechts een phase van een proces van decennia. Het verschijnsel bestaat in beteekenisabsorptie. Homerus sprak van: hij zag met zijn oogen.

Wij noemen de drie laatste woorden niet, maar dat is geen ellips, want die beteekenis ligt voor ons in zien opgesloten. En dat men in een gesprek of verhaal het zoo juist genoemde niet herhaalt, mag toch geen weglating heeten. Het ligt dan nog versch in het bewustzijn en men kijkt er naar zonder het weer te gaan opnemen.

Lit.: H. Paul, Prinzipien der Sprachgeschichte (Halle 51920 C. XVIII); J. van Ginneken, Taalkundige Afdwalingen (1923). Weijnen

< >