Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Norbertus

betekenis & definitie

Heilige, stichter van de Orde der Norbertijnen of van Prémontré; aartsbisschop van Maagdenburg. * Omstreeks 1080 uit adellijke familie van Gennep, ✝ 6 Juni 1134 te Maagdenburg. Ofschoon reeds op jeugdigen leeftijd subdiaken en koorheer van de St.

Victor te Xanten, leefde hij het hofleven mee bij keizer Hendrik V. Op 28 Mei 1115 werd hij bij een uitstap naar Vreden (Westfalen) tijdens een onweder door den bliksem van zijn paard geworpen, en tot inkeer gekomen, ging hij naar het klooster Siegburg, waar hij in de eenzaamheid een beschouwend leven leidde, en nog datzelfde jaar, op één dag, tot diaken en priester werd gewijd.

Van dan af nam hij een monnikspij als boetekleed aan, en bij gelegenheid van zijn eerste H. Mis te Xanten predikte hij, vergeefs echter, tot zijn medekanunniken om hen over te halen tot een meer kerkelijk leven.

Gedurende drie jaren was boete en eenzaamheid zijn praktijk, en zoo maakte hij de vsch. vormen van geestelijk leven door: te Xanten het canonicaal leven, te Siegburg het kloosterleven, in de buurt van Xanten het anachoretenleven. Geen enkel dier vormen zou hem bevredigen.

Reeds in dezen tijd heeft N. door zijn predikatiën de gemoederen ontroerd, want Rupertus van Deutz maakt hem daar een verwijt over en de synode van Fritzlar (1118) roept hem ter verantwoording. Om boven alle verwijt te staan, deed N. thans afstand van zijn praebende te Xanten, en vroeg en bekwam van paus Gelasius II machtiging tot het predikambt.

Bij zijn rondreizen schaarden zich enkele leerlingen rondom hem, o.a. Hugo van Fosses.

Te zamen met hen begaf zich N. in 1119 naar Reims, waar Callistus II een synode hield.

De paus schijnt niet dezelfde inzichten als N. gehad te hebben aangaande een rondreizend apostolaat.

Hij wilde de idealen van hernieuwing van het apostolisch leven door N. gekoesterd, vastleggen in het kader van een kloosterstichting, en zoo kwam hij er toe aan den rondreizenden predikant de hervorming toe te vertrouwen van het kapittel der St. Martinuskerk te Laon.

Toen N. hier echter niets kon bewerken, werd hij door den bisschop aangezocht om met zijn eigen volgelingen een stichting te beginnen binnen het bisdom. Zoo ontstond het eerste klooster der Orde: Prémontré, in de buurt van Laon.

Op Kerstmis 1121 legde N. met 40 geestelijken en een nog grooter aantal leeken de basis van het kloosterleven door het uitspreken der geloften (zie → Norbertijnen). Vanuit deze abdij ïernam hij weldra zijn predikatietochten, terwijl ook binnen enkele jaren reeds vsch. andere abdijen gesticht werden.

In 1124 stichtte hij te Antwerpen, bij de bestrijding van de ketterij van Tanchelm, de St. Michielsabdij.

Ook in Duitschland sloten zich leerlingen bij hem aan en kwamen abdijen tot stand.Bij de komende critiek tegen de verwezenlijking van een instituut, waarin het canonicaal leven vereenigd was met de klooster praktijken, wilde N. de goedkeuring bekomen van den H. Stoel. Te Rome werd door Honorius II, bij bulle van 16 Febr. 1126, de canonicale ordestichting van N. goedgekeurd. Op zijn terugreis langs Duitschland werd hij op den rijksdag van Spiers tot aartsbisschop van Maagdenburg voorgesteld (wijding: 25 Juli 1126), nadat hij slechts door de vlucht tevoren zijn promotie tot bisschop van Würzburg had kunnen vermijden. Hij vertrouwde de kapittelkerk van O.L.V. te Maagdenburg aan zijn kloosterlingen uit Prémontré toe, terwijl hij ook zijn plannen tot evangelisatie van het Wendenland vastlegde door het stichten in deze gouwen van vsch. abdijen, die de mijlpalen moesten zijn voor het bevestigen en uitbreiden van het werk der missionarissen. Toch ontmoette te Maagdenburg zijn hervormingsijver veel weerstand en het kwam tot aanslagen en tot muiterij bij het volk.

N. was echter de vertrouwensman van keizer Lotharius, die hem tot kanselier van Italië aanstelde. Bij den tocht naar Rome van 1132-’33 wist hij nieuwe verwikkelingen aangaande het investituurrecht en een verbond met den anti-paus te voorkomen. Een vroegtijdige dood belette hem de hem voorgelegde plannen tot een georganiseerde evangelisatie en hervorming van het gebied van de Slaven tot en met de Polen te verwezenlijken. De vermoeienissen van de reis en de gestrengheden van zijn boeteleven hadden zijn krachten ondermijnd. Hij overleed op 6 Juni 1134, en werd begraven in zijn collegiaalkerk van O.L.V. te Maagdenburg. Door paus Gregorius XIII werd hij heilig verklaard, 28 Juli 1582.

In 1627 werden op initiatief van Gaspar van Questemberg, abt van Strahov in Praag, zijn reliquieën van Maagdenburg, waar de Hervorming overheerschte, overgebracht naar Praag. Zijn feest, in den Romeinschen kalender op 6 Juni geplaatst, wordt in de Orde sinds 1625 op 11 Juli gevierd.

Lit.: Vita A, ca. 1155 (uitg. Mon. Germ. Hist. Scr. XII); Vita B, ca. 1170 (uitg.

V. d. Sterre, Antw. 1651); Acta Sanctor. (Junii T); Migne (Patr. Lat. CLXX, 1253); L. Goovaerts, Essai bibliogr. de S. Norbert (in: Ecrivains, savants et artistes de l’Ordre de Prém., IV 1911); A.

Zák, Der hl. N. (1930); G. Madelaine, Hist. de S. Norbert (1928); G. v. d. Elsen, Levensgesch. v. d. H.

N. (1890); G. A. v. Mülverstedt, Regesta archiep. Magd. I (Maagdenburg 1878); G. Hertel, Urkundenbuch d.

Klosters O.L.F. zu Magdeburg (1878); Kehr, Das Erzbist. Magdeburg u. die Organisation der christl. Kirche in Polen (1920). Loopende lit.in Analecta Praemonstratensia (Tongerloo, vanaf 1925). Erens.

Broeders van den H. Norbertus, een Ned. congregatie, gesticht 1851 te Elshout-Oudheusden door pastoor van den Bogaert aldaar, Norbertijn van Berne. Doel: onderhoud van ouden van dagen en van geesteskranken.

< >