Nikolai Frederik Severin Grundtvig - Deensch dichter, Luth. theoloog en cultuurpoliticus, van romantische richting. * 8 Sept. 1783 te Udby, ✝ 2 Sept. 1872 te Kopenhagen. Zijn jeugd gebruikte G., die op 18e-eeuwsch-rationalistischen grondslag was opgevoed, deels voor een letterkundige productie, die (parallel met het werk van Oehlenschläger) de Renaissance der Oud-Noordsche cultuurvormen bevordert (Nordens Mythologie, 1808; Optrin af Kaemplivets Undergang i Nord, 1809; Optrin af Nomers og Asers kamp, 1811); deels voor een overspannen strijd tegen het Luth. rationalisme in de officieele Deensche kerk, waarbij een zevenjarig predikverbod hem treft (Kort begreb af Verdens Kronike, 1812).
Met zijn orgaan Danevirke (1816-’19), wildnationalistisch en van sterk gevoels-religieuze strekking, genoot hij den roep van een gevaarlijk obscurant: zijn theologisch stelsel, het Grundtvigianisme, verlegt den grondslag van het geloof van het Protestantsch beginsel der alles fundeerende H. Schrift naar het Ireneïsch principe van de geloofszekerheid door het levend getuigenis der Kerk in het apostolisch symbolum (Den danske Kirke, 1834).
Eenige verzoening met het officieel Lutheranisme gebeurt na 1839 en in 1861 werd G. bisschop zonder zetel.Uit het oogpunt der cultuurpolitiek is gewichtig G.’s strijd tegen het overwicht van niet-nationale, heidensche of Romaansche bestanddeelen in de staatsopvoeding; vandaar (1843) de stichting zijner → vrije volkshoogescholen: in circa honderd worden, van den herfst tot de lente, zesmaandelijksche leergangen voor de volwassen plattelandsbevolking ingericht, die door lectuur, voordracht en zang de alg. ontwikkeling, maar vooral verdieping van gemoedsleven en groepsbesef, op essentieel Noorschen en Prot. Christelijken grondslag, bevorderen. Vele van G. ’s latere werken (Krönike-Rim, 1829; Sangverk til den danske Kirke, 1837 vlg.; Kirkespejlet, 1871) ontstonden met het oog op deze breedere volkscultuur.
Uitg.: d. H. Begtrup (10 dln. 1923 vlg.).
Lit.: E. Lehmann, G. (1932); F. Rönning, G. (4 dln. Kopenhagen 1907 vlg.). Baur Grune Belg. gem. in de prov. Luxemburg, arr. Marche, op 10 km van die stad en aan de Wamme.
Hoogte 349 m, opp. 1 237 ha. ca. 400 inw. Landbouw, veeteelt, zandsteengroeven, bosschen. Kasteel van G. dateert van 1613.