Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Nestorius

betekenis & definitie

Patriarch van Konstantinopel (428431), dwaalleeraar, veroordeeld op het derde algemeen concilie van Ephese (431). N. was in Antiochië waarsch. leerling van ➝ Theodorus van Mopsueste.

Hij werd er monnik en priester en zoo’n beroemd predikant, dat keizer Theodosius II hem in 428 tot patriarch der hoofdstad koos. Krachtig heeft hij daar geijverd tegen dwaling en scheuring, maar viel weldra zelf in dwaling.

Voor zijn karakter en persoonlijkheid vgl. Féron, Nestorius, in: Studia Cath. (VII 1930-’31).Over zijn leer wordt verschillend geoordeeld. Protestanten, maar ook een enkele Katholiek, willen hem van elke dwaling vrij pleiten en beweren, dat hij door zijn tegenstanders, speciaal door St. Cyrillus van Alexandrië, verkeerd begrepen is. Ze steunen daarbij vooral op het Liber Heraclidis, de zelfverdediging, die hij na zijn veroordeeling in Egyptische ballingschap samenstelde. Daartegenover kan het volgende worden opgemerkt. Vooreerst is het al hoogst onwaarschijnlijk (we zeggen niet onmogelijk), dat Cyrillus en zijn medestanders, dat het algemeen concilie en heel de latere Kerk zich zoozeer vergist zouden hebben.

Verder is het een feit, dat zijn eigen volgelingen hem vrijwel op dezelfde wijze begrepen hebben als zijn tegenstanders. En ten slotte blijft toch staan, dat hij bleef weigeren Maria Theotókos (d.i. Moeder van God) te noemen. Zij was volgens N. wel moeder van Christus, maar niet van God. Daaruit blijkt, ondanks zijn pogingen in het Liber Heraclidis om dit te ontkennen, dat hij de vereeniging tusschen Godheid en menschheid in den Godmensch te slap opvatte, als een moreele en niet physieke eenheid. Ook kan zijn hiermee samenhangende Bewährungsleer niet verdedigd worden.

Die hield in, dat de uit Maria geboren Christus door Zijn leven en lijden verdiend had, om ten slotte de goddelijke eigenschappen te ontvangen en met de Godheid vereenigd te worden. N. werd dan ook terecht veroordeeld. Over de rol van St. Cyrillus in die veroordeeling en den gang van zaken op het concilie, zie Cyrillus; Ephese. Voor het voortbestaan zijner dwaling, zie ➝ Nestorianen.

Lit.: Jugie, N. et la controverse nestorienne (1912); Chr. Pesch, N. als Irrlehrer (1921); Eberle, Die Mariologie des hl. Cyrill (1921); Studia Cath. (VII 1930-’31; geheel aan het Concilie van Ephese gewijd); Dict. Théol. Cath. (XI 1931).

Voor de Anaphoor van Nestorius, ➝ Oost-Syrische liturgie.

< >