Voor de aardrijkskunde van het geheele gebied zie → Guinea (2°) en vgl. de kaarten van Afrika in dl. I.
Geschiedenis. De eerste Europ. mogendheid, die aan deze kust koloniseerde, was Portugal, dat er reeds in de 15e eeuw peper, ivoor, goud en slaven vandaan haalde. In 1469 werd een door de Portug. regeering geoctrooieerde „Guineesche Compagnie” opgericht. In 1590 kwamen er de Nederlanders als concurrenten ( → Goudkust). In 1682 richtte de keurvorst van Pruisen een Afrikaansche Handelscompagnie op voor de vaart op Guinea, doch in 1721 werd deze weer opgeheven. Overigens kregen op deze kust nog invloed de Engelschen, Spanjaarden en Franschen.
Een herziening van het koloniaal gebied in deze streken vond plaats in 1814-’15, waarbij Engeland vsch. gebieden, sinds 1795 veroverd, aan zijn vroegere eigenaars teruggaf. Een jaar nadat in 1848 de slavernij in alle Fransche koloniën was afgeschaft, stichtte Frankrijk in Neder-Guinea de stad Libreville voor vrijgelaten Negers. In 1892 werd Dahomey, een Negerrijk ten O. van Togo, door de Franschen bezet en in 1895 werden de Fr. gebieden in Guinea vereenigd onder het generaal-gouvernement van → Fransch-West-Afrika. Engeland kocht in 1872 van Ned. de Goudkust en verwierf in 1901 Asjanti. Duitschland verkreeg in 1884 Togo en Kameroen. Door den vrede van Versailles kwamen de Duitsche deelen der kust als mandaatgebieden onder Engeland en Frankrijk. Thans hebben Engeland, Frankrijk, Spanje en Portugal koloniën aan deze kust.
Lit. : Colenbrander, Kol. Gesch. (I); Vivien de Saint-Martin, Dict. de Géographie. Buch.