(Lat.) = (in) niets te veel; in alles matig. Aldus vertaalt Terentius (Andria 1,1,34) het Grieksche mèden agan, dat zoowel toegeschreven wordt aan Chilon, Solon, Socrates, Pythagoras, enz., als aan de Zeven wijzen in het algemeen.
Volgens Plato (Hipparchus 228 E) was het een opschrift van den Delphischen Apollotempel. Het wordt aequivalent uitgedrukt door Omne nimium nocet = Al wat te veel is, schaadt.
De Rozenkruiser en stillevenschilder Johannes Torrentius (van der Beek), 1589-1644, heeft, met een toespeling van zijn gelatiniseerden naam op dien van Terentius, onder zijn signatuur op een stilleven, aanwezig in het Rijks Museum te Amsterdam, de spreuk aldus berijmd: „Wat buten maat bestaat, int onmaats quaat vergaat”.C. Brouwer.