Heiligen, martelaars. N. zou uit de handen van paus Linus het doopsel hebben ontvangen.
Onder de vervolging van Nero week hij uit naar Gallië en verkondigde daar het Evangelie. Een zijner bekeerlingen, Celsus, sloot zich bij hem aan.
N. zou ook in Trier gewerkt hebben. Naar Italië teruggekeerd, werden beiden te Milaan gevangen genomen en om hun standvastigheid in het geloof onthoofd.
Dit alles berust op onbetrouwbare legende. Feit is echter, dat de H.
Ambrosius ca. 395 te Milaan twee lichamen van martelaren deed opgraven, waaraan de traditie de namen van N. en C. had gehecht. Het lijk van N. werd overgebracht naar de Basiliek der Apostelen te Milaan, welke sedertdien zijn naam droeg.
Op het graf van C. richtte men een kerk op, die nog bestaat. Feestdag 28 Juli.Lit. : Acta S.S. Julii (VI); Dict. d’Arch. et de Lit. Chrét. (XI); Willems, Fragment uit een oud berijmd Passionael (in: Belgisch Museum IX, jrg. 1845). Fengen