Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Narcotica

betekenis & definitie

of verdoovende middelen noemt men in de geneeskunde de middelen, die dienen om tijdelijk de functies van het centraal zenuwstelsel uit te schakelen. Een goed narcoticum moet den persoon of het dier, waaraan het wordt toegediend, in een toestand brengen, waarin, zonder bezwaar, chirurgische ingrepen kunnen worden verricht, en deze toestand moet volkomen reversibel zijn, d.w.z. de normale toestand moet daarna spoedig en volkomen terugkeeren.

Het n. moet daartoe niet alleen het pijngevoel en het bewustzijn, maar ook de reflex- en tonusfuncties van het centraal zenuwstelsel opheffen. Het opheffen van de reflexen is noodig om reflectorische afweerbewegingen te voorkomen, de spiertonus moet sterk verminderd worden, omdat anders verrichtingen als het in den juisten stand brengen van een gebroken arm of been, het openen van den mond van een patiënt e.d. onmogelijk zouden zijn.

Ademhaling en hartswerking moeten zooveel mogelijk normaal blijven, daarom moet een n. het ademcentrum weinig of niet beïnvloeden en bij een event. overdoseering eerst de ademhaling en daarna pas het hart verlammen (vgl. ➝ Narcose). Zij moeten daarvoor aan hooge eischen van zuiverheid voldoen (aether, chloroform, chlooraethyl „ad narcosin”) en zoodanig bewaard worden, dat veranderingen door invloed van licht, lucht en temperatuur uitgesloten zijn (bijv. in toegesmolten ampullen op een koele plaats).

In den laatsten tijd wordt ook door inspuiting in een ader (o.a. van oplossingen van magnesiumsulfaat of evipan, of in het rectum, o.a. van opl. van avertine, tribroomaethylalcohol) narcose teweeggebracht of aethernarcose ingeleid.Lit.: L. van Itallie, W. Storm van Leeuwen en E. Arrius, Narcotica (1928).

Hillen.

< >