Litterair-theoretisch opstel van → Schiller (1795), waarin de dichter er naar moet gestreefd hebben zijn eigen poëtisch temperament tegenover de zoo verschillende en toch zoo bewonderde dichtersnatuur van Goethe te legitimeeren: naïef wordt hierbij dan zoowat synoniem voor spontaan, natuurlijk, gezond, evenwichtig, klassiek (voorbeelden: Homerus, Shakespeare, Goethe); sentimenteel is gelijk te stellen met kunstmatig. aangekweekt, onevenwichtig, romantisch (hiertoe rekende hij zijn eigen kunst). Het opstel en de commentaren erop leidden tot een steeds ingewikkelder en vaak innerlijk tegenstrijdige typologie van het dichterlijke.
Lit.: H. Meng, Schillers Abhandlung über N.u.s.D. (Leipzig 1936). Baur.