(geneesk.), bepaalde vorm van witte bloedlichaampjes. Het zijn de grootste bloedcellen en ze hebben een groote gelobde kern met fijne netstructuur en in de volgens Giemsa gekleurde praeparaten zeer fijne roodpaarse korrels in het blauwgrijze protoplasma.
De plaats waar deze bloedcellen gemaakt worden, is niet zeker (waarsch. in het beenmerg of in het zgn. reticulo-endotheliale apparaat). Ze vormen ong. 5-10% van alle witte bloedlichaampjes.
Ze spelen waarsch. een rol bij het verweer tegen infectieziekten, maar met zekerheid is over hun functie niets bekend. ➝ Monocytose. Wyers.