Voor een deel zijn de Mohamm. riten en gebruiken vastgelegd in de plichtenleer of Mohamm. wet, nl. voor zoover zij deel uitmaken van de voorgeschreven vijf dagelijksche godsdienstoefeningen, van het hadzjdzj-ceremonieel, of van de ritueele reiniging; andere worden veelal terloops ter sprake gebracht in fikh-boeken. Een overzicht dezer riten en gebruiken vindt men bijv. in Juynboll’s Handleiding tot de kennis van de Mohamm. wet volgens de leer der Sjâfi'ietische school (Handbuch des islamischen Gesetzes), afd. I.
Daarnaast erkent de Mohamm. wet locale gebruiken, bijv. die speciaal onder de Mohammedanen in Ned.-Indië heerschen; deze noemt zij met den naam „adah”, het ons welbekende woord → adat. Berg.