Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Mohammedaansche literatuur

betekenis & definitie

Hiertoe wordt gerekend de Arab. literatuur, voor zoover door Mohammedanen geschreven, dus niet de vóór-Islamietische (→ Oud-Arab. lit.); ook niet de Westersch beïnvloede moderne (→ Nieuw-Arab. lit.). De nietArab. M. l., voorzoover van belang, wordt behandeld onder Javaansche, Maleische, Perzische, Turksche lit. (→ Java enz., s. v.).

Opkomst. Het belangrijkste werk der M. l. is de → Koran, wiens inhoud en beteekenis op dit woord werden behandeld. Langzamerhand ontwikkelt zich vooral in Medina, Basra en Koefa een aantal wetenschappen (philologie, grammatica, historie), gebaseerd op studie van Koran en Traditie, die met eigenlijke lit. weinig te maken hebben, doch waarin het Arab. proza, voor het eerst in den Koran geschreven, zich ontwikkelt. De oude Arab. poëzie, beschouwd als overblijfsel uit den heidenschen tijd, vindt in Arabië zelf geen voortzetting, wel echter aan het meer wereldsche hof der Omajjaden te Damaskus, waar de dichters al-Achtal, Dzjarir en Farazdak den → kasidevorm meesterlijk hanteeren. Een origineelen vorm weet slechts de Mekkaan Oemar ibn Abi Rabia in zijn minnedichten te vinden.

Bloeitijd. Met de dynastie der Abbasieden begint de bloeitijd der M. l. (750-1055). Bagdad wordt centrum van godsdienst en wetenschap, sterk beïnvloed door vreemde stroomingen, vooral van het Hellenisme, in mindere mate van Perzische en Indische cultuur. Niet-Arabieren, Perzen vooral, worden de leidende figuren. Tot den dood van Haroen al Rasjid (809) zijn de schrijvers van beteekenis vooral grammatici (Sibawaih) en historici (Ibn Isjak, al Wakidi), wier werken uit Koran- en Traditie-studie ontstaan; daarnaast toch ook de opmerkelijke dichterfiguur van → Aboe Noewas. Kalief Ma’moen bevordert sterk studie en vertaling van Grieksche werken (Aristoteles, Neo-platonici enz.), hetgeen van beslissenden invloed is op theologie (→ Moetazilieten) en het ontstaan van philosophie (eerste philosoof de Arabier al Kindi).

Boven allen uit staat de op alle gebied zich bewegende, toch geniale, veelschrijver → Dzjahiz (♰ 869). In dezen tijd wordt de traditie (→ hadis) in canonische verzamelingen vastgelegd, hetgeen mede de ontwikkeling stimuleert der historische literatuur, waarin → Baladzoeri en → Jakoebi ver door → Tabari overtroffen worden. Hooger staat echter in stijl en gedachte zijn opvolger → Mas’oedi (♰ 956). Ook de mystieke literatuur komt op (→ Halladzj), zal echter pas in de volgende eeuwen haar vollen bloei toonen (→ Gazali, → Ibn al Arabi).

Met de verzwakking van Bagdad en de opkomst van politieke centra op verschillende plaatsen in de randgebieden gaat een decentralisatie der lit. gepaard. In S y r i ë (Aleppo) trekt het hof van Saif ad-Dawla de kunstenaars, waaronder vooral → Moetanabbi, door de Arabieren als hun grootste dichter beschouwd, al is hij voor ons gevoel vaak overdreven en hol. Ook komt een soort berijmd proza (sadzj), zooals reeds in den Koran gevonden wordt, in de mode. Meer afzijdig van dezen hofkring staan de philosoof → Alfarabi en de blinde dichter → Aboel Ala al Ma’arri, een origineele scepticus. In Oost-Perzië, vooral Chorasan, vinden we naast een uitgebreide theologische lit. een kunstig verteller als → Badi az-Zaman (♰ 1008), die een nieuw literatuurgenre, de makama, in zwang bracht en er een meesterschap in bereikte; verder → Biroeni, wiens werken de geheele Mohamm. wetenschap weerspiegelen, en de philosoof Ibn Sina (→ Avicenna). Ook in Spanje ontwikkelt de M. l. zich nu zelfstandig; o.a. komt in de poëzie een versvorm met ingewikkelden strophen-bouw (moewasjsjah) in zwang (vooral Ibn Zaidoen). In Bagdad zelf komt de vertelsel-literatuur op (→ Duizend en één nacht).

Achteruitgang. Met de komst der Seldzjoeken aldaar (2e helft der 11e eeuw) begint een nieuw tijdperk, waarin in de sterk vermeerderde literaire productie de qualitatieve achteruitgang, parallel met dien in de politiek, reeds zichtbaar wordt. Origineel talent wijkt vaak voor eruditie en pedanterie. Wel vinden we nog groote schrijvers, doch levende ontwikkeling is er niet meer. Boven allen, zeker in grootheid van karakter, weerspiegeld in zijn werken, en om zijn beteekenis voor later, staat → Gazali. De makama-vorm vindt een brilliant beoefenaar in → Hariri van Basra.

In Perzië onderscheiden zich → Sjahrastani en → Razi in de philos. en theol. literatuur; in Spanje Ibn Badzja (Avenpace) en vooral Ibn Roesjd (→ Averroës). Encyclopaedisch compilatie-werk op groote schaal verrichten → Jakoet en → Ibn Challikan. De mystieke dichter Oemar ibn al-Farid benadert in zijn oden den gloed der Perzische mystieke poëzie. Een middelpunt van literair leven vormde nog Saladin’s hof.

Verval. Met de verovering van Bagdad door de Mongolen (1258) begint de tijd van volledig verval. Dichters van eenige beteekenis zijn er niet meer. Schrijvers als Makrizi en → Soejoeti zijn vooral belangrijk om de gegevens, die in hun werken te vinden zijn, niet uit literair oogpunt. Interessant zijn de reisbeschrijvingen van Ibn Batoeta; een werkelijk belangrijke figuur is nog → Ibn Chaldoen, de grondlegger van een nieuwe philosophie der geschiedenis. Na de 16e eeuw is er in de Mohamm. lit. geen schrijver meer van beteekenis.

Lit.: H. Gibb, Arabic Literature (1926); R. Nicholson, A Lit. History of the Arabs (21930); C. Brockelmann, Gesch. der arab. Lit. (1909). Zoetmulder.

< >