Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Moderne Devotie

betekenis & definitie

Het godsdienstig streven uit de 14e en 15e eeuw, waarbij geestverwanten van ➝ Geert Groote door de verschillende geestelijke middelen tot zelfheiliging trachtten te geraken en zich in reactie op het speculatieve, theoretische en zuiver mystieke een practische levenswijsheid eigen te maken, die al hun doen en laten doordrong en er tevens op uit was van eigen geestelijken rijkdom door het apostolaat aan anderen mee te deelen. Men zoeke bij de schrijvers van deze richting dus geen philosophische ontwikkeling van ideeën of een afgewerkt systeem van geestelijk leven, maar wel gedachten en raadgevingen, die aan de H. Schrift, de Vaders en de middeleeuwsche auteurs ontleend zijn en onmiddellijk het dagelijksche leven raken.

De machtige volksbeweging is uitgebleven, de hooge geestelijkheid hield zich doof voor deze alarmklok. De oorzaak ligt deels in de diepte van het verval, deels bij de aanhangers zelf, die meer aan ascese en eigen heiliging dachten dan aan de verheffing van het godsdienstig leven van de wereld. Toch heeft dit spiritueele en zuiver-Katholieke réveil veel goeds tot stand gebracht wat betreft de hernieuwing van den kloostergeest bij vele orden en den geloofsijver van velen.

Een kostbare vrucht is de tot dan toe zoo goed als onbekende methodische meditatie, die door den H. Ignatius tot volle rijpheid werd gebracht. Al lag het buiten het opgezette plan, de noodzakelijkheid om door het werk van hun handen in eigen levensonderhoud te voorzien dwong hen tot diverse bezigheden, waardoor zij zich onsterfelijken roem hebben verworven: het verluchten en afschrijven van boeken, het onderwijs en de opvoeding van de jeugd op stadsscholen of in eigen huizen.

Aanhangers van de M. D. waren buiten de leeken, die in de wereld bleven, de Zusters van het Gemeene Leven, die in 1374 het huis van Geert Groote te Deventer betrokken en de door hem in 1379 opgestelde statuten volgden, de Broeders van het Gemeene Leven, die aanvankelijk hun bijeenkomsten hielden in het huis van Florens Radewijns en in het begin der 15e eeuw een constitutie ontvingen [zie over hen het art. ➝ Gemeene Leven (Broeders en Zusters van het)].

Tot de M.

D. behooren ten slotte de leden van de Congregatie van Windesheim onder een kloosterregel (Reguliere Kanunniken,naar den regel van den H. Augustinus; Augustijner Kanunnikessen). Deze instelling hield niet zooals de andere huizen het midden tusschen een leekenvereeniging en een klooster, maar was een zuiver klooster, waarin het beschouwende leven meer tot zijn recht kwam en de leden door bindende geloften op een vastere basis stonden.

Het eerste klooster voor de Kanunniken werd opgericht te Windesheim bij Zwolle in 1387 vooral door de bemoeiingen van Florens Radewijns, voor de Kanunnikessen te Diepenveen ca. 1392 door de zorgen van Joh. Brinckering. De Congregatie nam een hooge vlucht en telde in 1475 voor de mannen 71, voor de vrouwen 13 kloosters.

De huizen der mannelijke kloosterlingen zijn tijdens de Reformatie bijna alle ten onder gegaan, die der vrouwelijke losten zich meestal in eigenlijke kloosters op.Lit.: R. Post, Gesch. van Ned. (II 1935); J. de Jong, Handb. der Kerkgeschiedenis (II 1936).

< >