Verzamelnaam voor verschillende society dansen, welke door het betrekkelijk begrip „modern” aan een wisselende beteekenis onderhevig is. In oudere dansliteratuur vindt men bijv. den naam m. d. al gebruikt bij de invasie van de wals, die het monopolie bracht van het paarsgewijze dansen in een ronddraaiende beweging. Het verschil met de voorafgaande „ouderwetsche” dansen werd vnl. gevoeld in het loslaten van de in maten uitgetelde figuurdansen en in het overgaan naar het vrije bewegen in een gesloten paarhouding.
In meer recente dansliteratuur vindt men de onderscheiding m. d. eerst gebruikt voor de 20e-eeuwsche society dansen, die hoofdzakelijk uit Amerika geïmporteerd werden.Wel waren in Europa reeds vroeger de negerdansen uit Amerika bekend (Ch. Blasis bespreekt deze reeds in 1820 in zijn Traité élémentaire. ... de la danse), maar ingevoerd werden deze eerst in een tijd, waarin de Europ. gezelschapsdans op een dood punt was gekomen. Eerst sporadisch (in 1890 de maxixe uit Brazilië; ca. 1903 de cakewalk, de eerste negerdans in Europa als variété- en als gezelschapsdans; de turkey-trot; in 1910 de tango; in 1912 de foxtrot), overstroomden na den Wereldoorlog een vloed van m. d. uit de Amerik. jazz-sfeer Europa; de steps (one en two), de shimmy, de charleston, de blues, de blackbottom en de rumba. Deze m. d. gaven het draai-hupschema van de voorafgaande gezelschapsdansen, zooals galop, polka en wals, geheel op en schreven de schuivende beweging voor met een gesyncopeerd rhythme in een gesloten paarhouding, die het innigst contact zocht.
Hierdoor werd het erotisch element, den gezelschapsdans eigen, zoo zeer op den voorgrond geschoven, dat meerdere m. d. zoowel om hun houding, beweging, begeleidende muziek als omgeving, met recht sensueel genoemd kunnen worden. Dezelfde karakteristiek vindt men terug in de m. d. van de revues, music-halls en cabarets, die met hun girl- en gesyncopeerde acrobatische dansen (tapdans) het negergenre blijven beoefenen. Voor moreele waardeering der m. d. zie nog ➝ Dans (kol. 520-521).