Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Mimiek

betekenis & definitie

is de leer van het menschelijk gelaat; d.w.z. van het menschelijk aangezicht als een spiegel der ziel, als de weerkaatsing van onze gemoedsbewegingen, die zoowel het centrifugale wils- en begeerteleven, als het centripetale verstands- en zinnenleven voortdurend begeleiden. Deze spiegelfunctie oefent het gelaat nu uit door zijn verschillende gelaatstrekken. En deze gelaatstrekken zijn: de langzamer of schielijker verloopende bewegingen van de aangezichtsspieren om mond, neus en oogen, waardoor de heele indruk van het gezicht als bij tooverslag verandert.

Om de afzonderlijke mimische symptomen te leeren kennen, moet men, eerst afzonderlijk: de voorhoofds- en oogenmimiek, en daarna de monden wangenmimiek nagaan. Voor de oogen moet men onderscheiden: 1° de richting van den blik en zijn beweeglijkheid of standvastigheid,
2° de vele graden van de oog-opening met al de plooien op voorhoofd en neuswortel, die daaruit volgen.

Voor de mondmimiek onderscheidt men:

1° den bitteren trek,
2° den zoeten trek,
3° den verbeten trek en
4° den verachtenden trek.

Ten slotte kunnen de verschillende graden van weenen en lachen alleen aan de combinaties van oog en mond met vrucht bestudeerd worden.

Het vraagstuk naar de oorzaak van de verschillende gelaatstrekken is vooral bestudeerd door Darwin, Piderit en Wundt. Men zie daarover uitvoerig: Jac. van Ginneken, Gelaat, gebaar en klankexpressie (Leiden 1919).

Hoe wij er toe komen, deze gelaatstrekken bij elkander te verstaan, is een probleem, dat pas in de laatste jaren rijp is geworden. Reeds kleine kinderen begrijpen de mooie typische teekeningen van Piderit: Mimik und Physiognomik (21886), zeer goed. En als zij, bij de meer samengestelde voorbeelden een oogenblik aarzelen, doen zij eerst op hun eigen gezicht de trekken na, en dan begrijpen zij het. Dit komt uit met Wundt’s regel: dat de normale uitdrukkingsbewegingen onzer gevoelens niet alleen uit die gevoelens voortvloeien, maar bij de noodige duur en intensiteit die gevoelens versterken en langer doen aanhouden, ja ze zelfs van buiten uit kunnen verwekken. Met een vroolijk gezicht kan men wel degelijk invloed uitoefenen op de innerlijke goede bui. Reeds in de wieg spiegelt het kindergezichtje de lachende en huilende gelaatstrekken der ouderen af.

Wij hebben hier dus zeker met een erfelijk instinct te doen. Jac.v. Ginneken.

< >