Pamflet tegen het Jansenisme in de Hollandsche Zending, 1697 in het Fransch verschenen, kort daarop in het Latijn en eerst 1705 in het Nederlandsch gepubliceerd. Het is een uittreksel uit een lijvig dossier, het zgn.
Prolixum memo r i a l e, welks bestaan wel betwijfeld is, maar dat door Gisbert Brom te Rome ontdekt werd in de Bibliotheca Vittorio Emanuele, waar het deel uitmaakt van het Fondo Gesuitico. Het Prolixum Memoriale bestaat uit 17 bundels met allerlei getuigenissen omtrent het Jansenisme in de Holl.
Zending en de houding van den apostolischen vicaris → Codde daartegenover, afkomstig van reguliere, maar ook seculiere priesters en van vele leeken. Het Breve Memoriale is een parafrase van de voornaamste getuigenissen en is grootendeels het werk van enkele Jezuïeten (o.a. de paters Verbiest en Aerts).
Het behelst, naast vrij onbeduidende, ook zeer ernstige aanklachten over intieme relaties van Codde en de voornaamsten van den Hollandschen clerus met verbannen Fransche Jansenisten, over veroordeelde leerstellingen, speciaal door te Leuven opgeleide priesters van den kansel verkondigd (Christus is niet voor alle menschen gestorven; niet iedereen krijgt voldoende genade om zalig te worden; de Kerk is niet onfeilbaar e.a.), en vooral over rigorisme bij de biecht, waardoor zelden absolutie gegeven werd en de geloovigen stelselmatig van de communiebank geweerd werden. Codde was over het pamflet zeer verontwaardigd en zond een Latijnsch exemplaar 24 Jan. 1698 naar Rome met verzoek om onderzoek en uitspraak.
In 1699 zond hij te Rome zijn Responsio ad Breve Memoriale in. Ook andere verweerschriften verschenen: het bekendst is de door Quesnel onder het speudoniem Dubois geschreven brochure: La foy et l’innocence du clergé de Hollande défendues (1700).
Rogier.Lit.: → Hollandsche Zending; → Oud-Katholieken.