Hieronder wordt verstaan een vorm van geneeskunst, die zich bezighoudt met het bestudeeren en toepassen van passieve bewegingen van het lichaam of onderdeelen daarvan. Reeds bij de Romeinen kende men dezen vorm van geneeskunst (cuna, wieg; lectuli pendiles, hangbedden; enz.). In de 18e eeuw werden reeds veel gymnastische apparaten geconstrueerd.
Ca. 1840 werd het eerste medico-mechanische instituut opgericht door den Zweed Nycander. In 1877 deden de apparaten van dr. Gustaf Zander in Stockholm hun intrede.
Bij deze apparaten komt het vooral aan op de actieve weerstandsbewegingen en de passieve slingerbewegingen, waarbij vooral het doel is een vergrooting der excursie-mogelijkheid van het betreffend gewricht te verkrijgen. De apparaten zijn in twee series te verdeelen, nl. die, welke door spierkracht van den oefenende worden bewogen, en die, welke door een motor worden aangedreven. Behalve de apparaten van Zander kent men ook die van M.
Herz en Bum. Herz ging daarbij van het principe uit, dat met zoo weinig mogelijk machines zoo veel en zoo verschillend mogelijke oefeningen gemaakt moesten kunnen worden, en hij is daarin bevredigend geslaagd. Voor nabehandeling van beenbreuken en verstuikingen is de m. van groote beteekenis, alsmede voor de behandeling van vsch. vormen van vetzucht, obstipatie en andere stofwisselingsstoornissen. Mom.