Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Marum

betekenis & definitie

Gem. in het Z.W. der prov. Groningen (XII 448 A/B 3), omvat de dorpen Marum, Nuis, Niebert, Noordwijk, De Wilp en enkele buurten en gehuchten; ca. 6 700 inw., waarvan 90,3 % Prot. en 9,6 % onkerkelijk; opp. 6 400 ha, waarvan 1 250 ha bouwland, 3 700 ha grasland, 150 ha tuingrond, 268 ha woest, 160 ha bosch (1932). Bouma

< >