Duitsch Evangelisch predikant, * 14 Jan. 1892 te Lippstadt (Westf.). Nam in 1910 dienst bij de Keizerlijke Marine, was tijdens den Wereldoorlog officier op een onderzeeër, studeerde na den oorlog theologie, werd in 1924 Geschaftsführer van het Westfaalsche Verbond van Inwendige Zending, 1931 predikant in Berlijn-Dahlem.
N. was in 1933 een van de stichters en leider van den Pfarremotbund en werd in 1935 beroepen tot lid van den Rijksbroeder raad van de → Belijdende Kerk. 1 Juli 1937 in hechtenis genomen wegens mededeelingen van den kansel omtrent gearresteerde predikanten. 2 Maart 1938 door een bijzonder gerechtshof te Berlijn veroordeeld wegens overtreding van § 130a W. v. Str. (dit artikel, de zgn.
Kanzelparagraph, verbiedt aan geestelijken in de uitoefening van hun ambt in het openbaar staatsaangelegenheden te behandelen op zoodanige wijze, dat gevaar dreigt voor de openbare orde). Daar de straf reeds in voorarrest was voldaan, vrijgelaten, maar door de Gestapo aanstonds opnieuw in hechtenis gesteld wegens het voornemen te zullen voortgaan met preeken.Werk: Vom U-boot zur Kanzel (1934).