Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Manrique

betekenis & definitie

1° Gómez, Spaansch ridder, politicus en dichter. * Ca. 1411 te Amusco (Campos), ✝ ca. 1488. Behoort met Santillana en Mena tot de beste 10e-eeuwsche dichters.

Voorn. werk: Cancionero (uitg. 1885).

Lit.: M. Pelayo, Antologla (VI, 55).

2° Jorge, Spaansch dichter. * 1440 (?) te Paredes de Nava, ✝ 27 Maart 1479. Beroemd zijn diens Coplas a la muerte de su padie, een klaaglied op den dood zijns vaders, handelend over de ijdelheid van het menschelijke. Hoofdverdienste: vervolmaking van de dichterlijke taal, die door de bevalligheid van stijl reeds een modernen inslag openbaart.

Lit. : J. Nieto, Est. biogräf. de J. M. e iniluencia de sus obras en la lit. espanola (Madrid 1902). Borst

< >