Tot de Maleiers behoorend volk op het Z. W. schiereiland van Celebes. Hun rijk, Makassar of Goa, wordt in de Nagarakrtagama genoemd als wingewest van Modjo-Pahit.
In het begin der 17e eeuw, dus juist in den tijd, dat de Oost-Indische Compagnie haar macht begon te ontplooien in de Molukken, was de hoofdplaats Makassar een belangrijke handelsplaats, centrum van den handel op de Molukken. Botsingen konden niet uitblijven. De in 1609 te Makassar gestichte „loge” (bureau) werd reeds in 1618 geplunderd, en sedert was de verhouding steeds gespannen, totdat in 1655 openlijk de oorlog uitbrak.
Telkens afgewisseld door een periode van vrede, duurde deze voort, totdat in 1667 met behulp van de Boniërs onder Aroe Palakka de M. tot onderwerping werden gebracht door Speelman. Bij het toen gesloten vredestractaat, het Bongaaisch verdrag, 1667, werd Makassar’s overmacht voorgoed vernietigd; het veroverde gebied, de hoofdplaats met aangrenzende kustlanden, werd afgestaan, terwijl aan de Compagnie het uitsluitend recht werd toegekend om in Makassar handel te drijven. Het opnieuw oplaaiend verzet werd in 1669 gemakkelijk bedwongen.
Vele M. verlieten hun land en sloten zich aan bij de vijanden der Compagnie op Java (oorlog van Troenodjojo). Niet lang duurde de vrede op Celebes. De opvolgers van Aroe Palakka stoorden zich niet aan de verplichtingen, die zij bij het Bongaaisch contract op zich genomen hadden, en vielen zelfs Makassar aan, daarbij gesteund door de M.
Wel werden de aanvallers verdreven, maar daar bleef het bij.In 1811 ging ook Makassar in handen der Engelschen over, maar werd in 1816 weer teruggegeven. Het Ned. gezag bestond gedurende langen tijd alleen in naam, waaraan noch de gedwongen hernieuwing van het Bongaaisch contract in 1846, noch de expedities van 1859-’60 veel veranderden. Eerst toen de militaire expeditie van 1905 zich niet bepaalde tot tuchtiging, doch het land tot algeheele onderwerping bracht, kwam aan het verzet voorgoed een einde.
In aard, zeden en gewoonten komen de M., ofschoon ze een andere taal, het → Makassarsch, spreken, geheel overeen, op geringe verschillen na, met de → Boegineezen, zoodat daarheen verwezen wordt. Olthof Makassaarsch, Indonesische taal, gesproken in het Zuidelijk deel van het Z. W. schiereiland van Celebes (vooral in Goa, Djeneponto-Takalar en Bonthain) en op een groot deel van het eiland Saleier, door in totaal ruim 700 000 menschen. De taal van het gebied tusschen Makassar en Takalar is beschaafde omgangstaal en literatuurtaal; daarnaast komen vsch. andere dialecten voor. Het M., nauw verwant aan het → Boegineesch (1½ millioen sprekers), is een halfvocalische taal; alleen de hamza en de ng treden nog als slotconsonanten op; de oorspr. slotconsonant wordt echter, merkwaardigerwijze, veelal gespaard door de toevoeging van een nieuwe lettergreep, als in atoro'. Maleisch atoer, tarroesoe', Mal. teroes. Omzetting van het verbum in een substantiefconstructie speelt in de spraakkunst een belangrijke rol.
In de literatuur worden veel verouderde woorden gebruikt. Er is een eigen Makassaarsch schrift, in een ouder en een nieuwer type; daarnaast Arabisch schrift in godsdienstige teksten.
De ongeschreven letterkunde in proza omvat romans, legenden, dierfabels, raadsels en anecdoten, en Uilenspiegel-verhalen. De poëtische literatuur bestaat uit kelong’s (vierregelige gedichten, meestal erotisch) en sinrili',s, hetzij liefdes- of klaagzangen, hetzij heldendichten, met begeleiding van muziek gezongen. De Kappala' talloem batoea (De drie Schepen) beschrijft den strijd van de Compagnie en Aroeng Palakka tegen Goa; een andere sinrili', beschrijft de daden van den volksheld I Ma'di, nog een andere den oorlog van Datoe Moeseng van Soembawa tegen de Compagnie. In de lontara’s (eigenlijk lontar’s, later geschiedboeken) vindt men de geschiedverhalen, vermengd met stukken uit vorsten-edicten en allerlei wetenswaardigheden. Ligtvoet publiceerde in getranscribeerden tekst en vertaling een dagboek van de vorsten van Goa en Tello (ca. 1600-1750). Verder zijn — of waren althans — populair Makassaarsche vertalingen van Maleische Mohammedaansche verhalen en → Pandji-romans.
B. F. Matthes schreef een spraakkunst (1858), een woordenboek (21885), een chresthomathie (21883), een overzicht der lit. in hss. (1875,1881) en een bijbelvertaling. Een nieuwere publicatie is die van de legende van Sjaich Joesoef (1933). Sinds 1933 wijdt zich de Matthesstichting aan de studie van Makassaarsche en Boegineesche taalen letterkunde. Cense