Mnl. gedicht, in gespreksvorm met godsdienstige beleering, 6332 w. in drie boeken: over God, schepping, zondenval, verlossing, mis; over het zedelijk leven; over de uitersten. Bron en voorbeeld was het Elucidarium van Honorius Augustodunensis (12e e.). Dit werk werd ook in het Fransch behandeld door Guilebert van Cambres en Pieter van Pechkham; in het Duitsch in proza (uitg.
Heidlauf, 1915); wat later als voorbeeld diende voor een prozabewerking in het Middelnederlandsch.Uitg.: Ph. Blommaert, Oud-Vlaamsche Gedichten (1851).
Lit.: Karl Schorbach, Stud. ü. d. deutsche Volksbuch L. u. s. Bearbeitungen in fremden Sprachen
V. Mierlo.