Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Luchtvaartwet

betekenis & definitie

1° (Ned.) wet van 30 Juli 1926, Stbl. 249, gewijzigd bij wet van 12 Dec. 1935, Stbl. 700. Deze wet is een uitwerking van het ➝ Luchtvaartverdrag van Parijs, en regelt tevens het vestigen van een bouwverbod in de omgeving der luchtvaartterreinen. Art. 11 vereischt een concessie voor luchtvaartondernemingen, die haar bedrijf maken van het vervoer van personen of goederen met luchtvaartuigen, hetzij tusschen twee of meer binnen het Rijk gelegen plaatsen, hetzij met een binnen het Rijk gelegen plaats als begin-, eind- of tusschenstation, voor het geval het bestuur der onderneming zijn zetel binnen het Rijk heeft gevestigd.

Is die zetel buiten het Rijk gevestigd, dan is een ministerieele vergunning noodig. De wet stelt verder een luchtvaartuigregister in voor de inschrijving van luchtvaartuigen; een luchtvaartuig, dat in dit register staat ingeschreven, is een Ned. luchtvaartuig. Luchtvaartterreinen worden als zoodanig aangewezen door den minister van Waterstaat.

Besluiten ter uitvoering: regeling van het Rijkstoezicht op de luchtvaart (6 Dec. 1928, Stbl. 454, nadien herhaaldelijk gewijzigd); reglement ter bevordering van de veiligheid van het verkeer met luchtvaartuigen (28 Febr. 1929, Stbl. 67, sindsdien gewijzigd); douanebesluit voor de luchtvaart (27 Dec. 1928, Stbl.500); besluit tot regeling van toelating van vreemde militaire luchtvaartuigen (29 April 1931, Stbl. 179); enz.Lit.: Nr. 104, Nederlandsche Staatswetten (ed. Schuurman en Jordens, Zwolle 1936).

Slotemaker.

2° (België) Wet van 16 Nov. 1919 op de reglementeering der luchtvaart, waarbij de regeering gemachtigd werd Koninklijke Besluiten te treffen met het oog op de regeling en de politie der luchtvaart.

Het voornaamste van deze besluiten is dat van 27 Nov. 1919. Volgens dit besluit is de oprichting en de inbedrijfneming van alle luchtvervoer onderworpen aan de machtiging van den minister van Landsverdediging. Aan dezelfde machtiging is onderworpen de oprichting en inbedrijfneming van een luchthaven of landingsplaats (art. 2 en 4). Alleen die luchtvaartuigen worden tot luchtverkeer toegelaten, welke ingeschreven zijn in een register „ad hoe” gehouden op het Beheer der luchtvaart (art. 5 vlg.). Vooraleer toegelaten te worden tot het verkeer, moeten de luchtvaartuigen in het bezit zijn van een getuigschrift van vaarbaarheid; daarenboven moeten de loodsen, officieren, werktuigkundigen en alle andere leden der bemanning houder zijn van een bekwaamheidscertificaat (art. 14 en 15). De luchtvaartuigen moeten aan boord verschillende boeken en bescheiden hebben; aldus het certificaat van inschrijving, het certificaat van vaarbaarheid, de brevetten van de loodsen, officieren, werktuigkundigen, enz., de nominale lijst der passagiers, het boordregister, de cognossementen, enz. (art. 16).

Verder voorziet het besluit nog een reeks voorschriften, betrekking hebbende op de luchtvaartpolitie. Aldus worden o.m. verboden de acrobatische oefeningen op een kleinere hoogte dan 1000 m, alsook de vluchten, die eenig gevaar kunnen veroorzaken voor de openbare veiligheid (art. 34).

Rondou.

< >