(Lat., = theologische vindplaatsen) is de Lat. vaknaam voor de bronnen, waaruit de theoloog zijn argumenten moet putten. Er zijn twee soorten, nl. de eigenlijke bronnen, waarin men uiteraard theologische argumenten vindt: uitspraken van de Kerk, pausen en concilies, de bronnen, waarin de Openbaring is vervat, nl. de H. Schrift en Overlevering, de theologen; en de oneigenlijk zoo genoemde bronnen, omdat men daarin geen echte theologische argumenten vindt, nl. wijsbegeerte, wetenschap en geschiedenis, waarin men zuivere verstandsargumenten vindt.
De eerste, die de l.t. bijzonder bestudeerde en zoo de grondlegger is van de methodologie der theologie, was Melchior ➝ Cano O.P.Lit.: J. J. Berthier O. P., De Locis Theologicis (1888); A. Gardeil O.P., in Rev. Sciences Phil. et Théol. (1908).
Pauwels.