(Litausch: Lietuva), republiek aan de Oostzee, behoorend tot de Baltische Staten (zie kaart Baltische Staten). Opp. 55 658 km2; ca. 2 350 000 inw., waarvan 80 % Litauers en 7 % Joden, welke zich vnl. met boschcultuur, veeteelt en akkerbouw bezighouden; 80 % der bevolking is Kath. L. grenst aan Letland, Polen, Duitschland en de Oostzee.
De Voorn. rivieren zijn Nemunas, Dubysa en Nevezis. De belangrijkste plaatsen zijn: ➝Kaunas (Kowno), ➝Klajpeda (Memel), Panevezys, Siauliai. Uitvoer van hout, vlas, eieren, paarden, varkens.
Voor verdere gegevens over opbouw, reliëf, klimaat, begroeiing en bevolking, zie ➝Baltische Staten. v.Son.Weermacht. 8 regimenten infanterie; 2 reg. cavalerie, 4 reg. artillerie; 1 bataljon verbindingstroepen; 1 compagnie vechtwagens; 1 bat. pioniers; 1 comp. spoorwegtroepen, 7 vliegtuigafdeelingen. Deze troepen vormen in hooger verband 3 divisiën en 1 cav. brigade. Verplichte mil. dienst van 17e tot 45e jaar: van 17 tot 21½ jaar verplichte mil. vooroefening; van 21½ tot 23 jaar onder de wapenen, van 23 tot 35 jaar in de reserve, van 35 tot 45 jaar in de territoriale reserve. Jaarlijksch contingent: 17 000; totale jaarl. sterkte 20 235 (1 567 off.).
Lit.: Annuaire militaire (1935). v. Munnekrede.
Voor de geschiedenis tot den Wereldoorlog, zie onder ➝Baltische Staten. Op 11 Dec. 1917 verklaarde L. zich onafhankelijk en op 2 Nov. 1918 tot republiek. Op 9 Oct. 1920 bezette de Poolsche generaal Zeligowski de hoofdstad der republiek L., Wilno, welke inbezitneming op 18 April 1922 gesanctionneerd werd door den Volkenbond, doch door L. nooit erkend is. L. beschouwt Kaunas slechts als tijdelijke hoofdstad. De meeningsverschillen met Polen duren hierdoor steeds voort en spruiten voort uit het verschil van opvatting omtrent het wezen van den voormaligen staat L.: de Litauers beschouwden dezen staat als één ethnographisch geheel; de Polen zagen er slechts een geogr. begrip in, omdat er slechts Litauers wonen in het tegenw. L. en het overige deel van het voormalig rijk, waarop zooals op Wilno door L. aanspraak gemaakt wordt, bewoond wordt door Polen en Wit-Russen. Deze strijd heeft tot gevolg, dat er thans ook nog geen betrekkingen worden onderhouden tusschen L. en Polen.
De Litausche grondwet dateert van 1 Aug. 1922 en is gewijzigd in 1928; de president wordt door den Landdag voor 3 jaar gekozen. De Landdag (Seimas) bestaat uit 85 leden, gekozen door alle Litausche staatsburgers van beiderlei kunne boven de 21 j. Het kiesrecht is algemeen en geheim. Er bestaat leerplicht in L.; Kaunas heeft een univ. met 7 faculteiten. De vlag is geel, groen, rood.
L. heeft non-agressieverdragen gesloten met Letland en Sowjet-Rusland in het kader van den Volkenbond, waarvan het sedert Sept. 1921 lid is. Op 27 Sept. 1927 kwam een Concordaat met den Heiligen Stoel tot stand, nadat op 4 April 1926 L. tot kerkprov. was verheven en te Kaunas een aartsbisdom was ingesteld.
Het gebied van Memel (Klajpeda) was op 28 Juni 1919 bij den vrede van Versailles onder bestuur van den Volkenbond gesteld, doch werd op 10 Jan. 1923 door L. bezet en als Litausch gebied geannexeerd; op 8 Mei 1924 werd het statuut van Memel met autonome administratie door den gezantenraad bevestigd ter bescherming der rechten der Duitsche bevolking van Memel. De regeling tusschen L. en Memel heeft vsch. interventies van den Volkenbond ten gevolge gehad, waardoor de verhouding tusschen L. en Duitschland dikwijls veel te wenschen overlaat.
Lit.: H. de Chambon, La L. moderne (1933); Bossin, La L. (1933); Harrison, Lithuania (1930); Lapradelle, Question de Vilno (1928); Narbutt, Hist. du peuple lithuanien. v.Son.
Litausche taal en letterkunde. De Litausche taal vormt een onderdeel der ➝Baltoslavische talen. Het volksepos (dainos) uit den ouden tijd werd mondeling overgeleverd. Tot in de 16e e. schreef men in L. alleen in het Latijn en Kerk-Slavisch, terwijl de Polen op Litausch grondgebied in het Poolsch schreven. De oudste overblijfselen in het Litausch zijn gewijde liederen van Rapagelonis († 1545) en bijbelvertalingen van Bretkunas (1591). De eerste in het L. schrijvende dichter was Duonelaitis, wiens werk De Jaargetijden eerst 50 jaar na zijn dood gepubliceerd werd (1818). Daukantas (* 1793, † 1864) beschreef de gesch. en de zeden der oude Litauers. De Litausche letterkunde begon eerst in de 20e e. te bloeien met Zemati, Maironis, Putinas, Vaizgantas, Mykolaitis, Sruoga.
Lit.: Jablonskis, L. gramm.; Leskien, L. Lesebuch; Niedermann, L. Wörterbuch; V. Jungfer, Bilder L. Volkstums (1932); Benedicksen, Lithuania (1934); Harrison, Lithuania (1930). v.Son.