Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lijfrente

betekenis & definitie

(Ned. en Belg. recht), verbintenis tot het doen eener periodieke uitkeering, gevestigd bij overeenkomst of uiterste wilsbeschikking, op het „lijf”, d.w.z. gedurende het leven, van een of meer personen (art. 1812 vlg. Ned. B.W., 1968 vlg.

Belg. B.W.). Onder l. valt niet de „bail à nourriture , eveneens een → kansovereenkomst.

In tegenstelling tot de → altijddurende rente moet de schuldenaar met de betaling der l., hoe bezwaarlijk ook, voortgaan, zonder zich door de teruggave der hoofdsom te kunnen bevrijden. Tenzij de l. ten behoeve van een derde gevestigd is ( → derdenbeding), is de overeenkomst, om niet aangegaan, aan de formaliteiten der schenking onderworpen ; de om niet gevestigde l. kan door erflater of schenker voor inbeslagneming onvatbaar worden verklaard, naar Ned. recht alleen door één persoon ten behoeve van één zelfden bevoordeelde t.a.v. gelden en jaarwedden tot een bedrag van 1 000 gld., over een jaar berekend (art. 1823, vgl. ook 1465 B.W., 756 W. v. B.

Rv.); naar Belg. recht zijn als l. toegekende onderhoudsgelden niet vatbaar voor beslag, ook al heeft erflater of schenker ze niet voor beslag onvatbaar verklaard (art. 6814 C. pr.). Bij gebreke van de voor de onder → bezwaren den titel gevestigde l. bedongen zekerheid kan de renteheffer vernietiging der overeenkomst vorderen; bij wanbetaling kan het stellen van zulk een zekerheid worden geëischt, niet echter vernietiging of ontbinding der overeenkomst. Petit

< >