Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Levensverzekering

betekenis & definitie

I. Algemeen gedeelte.

A) Geschiedenis. Algemeen wordt aangenomen, dat de zeeverzekering op het eind der 13e eeuw in Italië ontstond en van daar naar Engeland werd overgebracht. Al heel vroeg kwam men in dit land op de gedachte het zeegevaar met dat van zeerooverij te verbinden; reeds in 1300 wordt melding gemaakt van een instelling, „Casualty Assurance” geheeten, die ten doel had het betalen van losgeld tot vrijlating van de bemanning uit de handen van zeeroovers en kapers; dit was echter nog zeeassurantie, dus loutere schadeverzekering. Bij latere ontwikkeling in den loop der 14e eeuw kwam men er echter toe 's menschen leven te verzekeren zonder meer en buiten alle gevaar van zeerooverij om.

Vanuit Engeland breidde de l. zich uit naar andere landen, maar zij ontaardde weldra overal in weddenschap. Geen wonder, dat een dergelijke kwaal alom van hoogerhand wetsbepalingen uitlokte, waarbij alle l. als onzedelijk of althans gevaarlijk werd beperkt of zelfs verboden. En toch, spijts eeuwenlange wettelijke tegenkanting, die haar groei belemmerde, wist de l. zich op eigen wortel te ontwikkelen tot ze zich eindelijk in de laatste jaren der 18e eeuw bepaaldelijk baan brak.

Met het doordringen der beschaving kwam de l. hoe langer hoe meer voor als de uitdrukking van spaarzin en voorzorg, waarbij de minst gegoeden voor ondergang behoed worden bij het voorvallen van zekere onvoorziene gebeurtenissen. Ook was ze een credietmiddel geworden in het handelsverkeer, hetzij wanneer het contract wordt aangegaan ten gunste van een geldschieter, aan wien het verzekerd bedrag bij het overlijden van den verzekerde wordt toegekend, hetzij wanneer de geldleener zelf een polis op het leven van zijn schuldenaar onderschrijft. Ten slotte zag men de verzekerde kapitalen tot milliarden aangroeien, zoodat de verzekeraars over aanzienlijke sommen beschikten. De sociale rol der l. alsook haar economische beteekenis vielen niet langer meer te ontkennen.

Bij deze verschijnselen nam de overheid een andere houding aan; het kwam duidelijk naar voren, dat de l. de aandacht van het staatsgezag ruimschoots verdiende. Het verzekeringsrecht werd overal gecodificeerd, maar tevens weerden contrôlemaatregelen getroffen tot waarborg voor de verzekerden en tot bescherming der minst begaafden en der economisch zwakkeren.

B). Het contract. Door de l. verbindt zich de verzekeraar, tegen betaling eener premie of bijdrage, aan den begunstigde een bepaalde som of een rente uit te keeren, wanneer in het bestaan van den verzekerde een gebeurtenis zich zal voordoen zooals het overlijden of het overleven na een bepaald tijdstip. De waarschijnlijkheidsrekening, berustend op de sterftetafels, den rentevoet en den opslag, d.w.z. de kosten, maken den technischen grondslag uit der levensverzekering. De premie bestaat uit twee deelen: de risico-premie en de kapitalisatie-premie, welke met de interesten de wiskundige reserve uitmaakt. Wordt het contract verbroken, dan wordt deze reserve als afkoop waarde aan den begunstigde ten grooten deele uitgekeerd; ook kan ze in dit geval als grondslag dienen tot het berekenen der premievrije waarde of verminderd kapitaal.
C). De twee hoofdvormen der l. zijn: de verzekering bij overlijden en de verzekering bij leven.
1° De „verzekering bij overlijden” behelst de „levenslange verzekering”, waarbij een kapitaal wordt uitbetaald bij het overlijden van den verzekerde, de „tijdelijke verzekering”, waar een bepaalde som wordt uitgekeerd indien de verzekerde binnen den aangeduiden termijn komt te overlijden, en de „verzekering op vasten termijn”, waarbij de begunstigde op een overeengekomen tijdstip recht heeft op een bepaalde som, met dien verstande, dat de premiebetaling ophoudt na het overlijden van den verzekerde.
2° Bij de „verzekering bij leven” ontvangt de verzekerde een kapitaal, wanneer hij op het overeengekomen tijdstip nog in leven is (verzekering met uitgesteld kapitaal). De meest gebruikelijke samenstelling van dezen verzekeringstak is de lijfrente, waarbij, tot op den dag van het overlijden van den renteheffer, hetzij jaarlijks, hetzij halfjaarlijks, hetzij per kwartaal een zekere som wordt uitgekeerd. Gewoonlijk begint de rente te loopen van den dag af, waarop het contract wordt geteekend en het voor het vestigen der rente vereischte kapitaal wordt gestort (dadelijk ingaande rente).

De voorkeur wordt echter gegeven aan de „gemengde verzekering”, aldus genaamd, daar ze iets heeft van de twee voornoemde hoofdvormen: een zeker kapitaal wordt aan den begunstigde uitbetaald, zoo op het bepaald tijdstip de verzekerde nog in leven is (verzekering bij leven); sterft de verzekerde vóór den vervaldag, dan wordt de som onmiddellijk uitgekeerd (verzekering bij overlijden). In ieder geval komt de verzekering den bevoordeelde ten goede.

Lit.: Ehrenberg, Die juristische Natur der Lebensversicherung (Goldschmid’s XXXII); Lefort, Nouveau traité de l’assurance sur la vie (2 dln. Parijs 1920): Sleutelaar, Wet op het Levensverzekeringsbedrijf (1927); Staudinger, Die Rechtslehre vom Lebensversicherungsvertrag (Erlangen 1858); Van Schevichaven, Van Leven en Sterven (1921); Wichers, De Rechtsleer der levensverzekeringsovereenkomst (1925). V. Eeckhout.

II. In Nederland. De l. is in het Wetb. van Koophandel zeer summier geregeld in de art. 302-308. Van meer belang is de wet van 22 Dec. 1922, Stbl. 716, tot regeling van het levensverzekeringbedrijf. Daarbij is een Verzekeringskamer ingesteld, wier taak, nader geregeld in een door de Kroon gegeven instructie, bestaat in de uitoefening van toezicht op de levensverzekeringmaatschappijen en op de naleving door deze van evengenoemde wet.

De wet geeft uitvoerige voorschriften omtrent eischen, waaraan de maatschappijen moeten voldoen om het levensverzekeringbedrijf te mogen uitoefenen. Het geplaatst kapitaal van zulk een maatschappij moet tenminste een millioen gulden bedragen. De Verzekeringkamer kan haar, in het belang van bij de maatschappij verzekerden, adviezen geven, welke bij niet-opvolging gepubliceerd kunnen worden. Buitenlandsche maatschappijen kunnen op vrijwel gelijke voorwaarden in Nederland werkzaam zijn, doch de premie-reserve moet hier aanwezig zijn. Wanneer een maatschappij, naar redelijkerwijze te voorzien is, in de toekomst niet aan al haar verplichtingen zal kunnen voldoen, en dit bij rechterlijke uitspraak is geconstateerd, kan zij geen handeling meer verrichten zonder bijstand of machtiging van de Verzekeringskamer. Ariëns.

III. In België. Het Wetboek van Koophandel nam de l. op met de wet van 11 Juni 1874; aan de l. werden slechts drie artikelen gewijd. Dat het levensverzekeringsrecht aan deze onvolledige en achterlijke wetsbepalingen reeds lang is ontgroeid, hoeft niet gezegd.

Verzekering op het leven van een derde is nietig, indien bewezen wordt, dat de verzekeringnemer geen belang had bij het in leven blijven van dezen derde (art. 41). Wanneer een bepaald persoon als begunstigde wordt aangewezen, dan komt de verzekerde som hem toe (art. 43); dit bedrag ontsnapt dus aan de schuldeischers van den stipulant. Overdracht van rechten geschiedt door den afstand van de polis onderteekend door den overdrager, den overnemer en den verzekeraar (art. 42); door deze wetsbepaling worden de order- en toonderpolissen metterdaad uitgesloten.

Later dan de buurstaten gaf de Belg. wetgever zich ervan rekenschap, dat het levensverzekeringbedrijf, waaraan zoo groote zedelijke en stoffelijke belangen verbonden zijn, wettelijk ongeregeld was en buiten alle staatstoezicht werkte. De wet van 25 Juni 1930 en het alg. reglement van 17 Juni 1931 hebben het toezicht over het levensverzekeringbedrijf ingericht.

Hebben alleen het recht om dit bedrijf uit te oefenen de instellingen bij K.B. daartoe gemachtigd; vooraleer haar werking aan te vangen, moeten deze een borgstelling storten van 100 000 frs.; de in het buitenland gevestigde maatschappijen worden niet uitgesloten, maar de waarden, welke de wiskundige reserve vertegenwoordigen der in België gesloten overeenkomsten, moeten in het land worden gedeponeerd. Het Contrôle-reglement omvat ter bescherming der verzekerden sommige gebiedende voorschriften, welke de verzekeraar moet in acht nemen bij het opstellen der algemeene polisvoorwaarden. Het toezicht wordt uitgeoefend door een raadgevend lichaam, Commissie voor private Verzekeringen genaamd, en door een Contrôle-dienst, ingericht bij het ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg. V. Eeckhout.

< >