Het aantal onderwijzers aan een lagere school is in de wet op het L. O. vastgesteld in art. 28 naar het aantal leerlingen, dat op een school is ingeschreven. Deze getallen leerlingen noemt men de leerlingenschaal.
Deze schaal kan zijn: uniform of gedifferentieerd. De schaal is uniform als voor een vast getal leerlingen één leerkracht meer gesubsidieerd wordt door het Rijk. Zoo heeft men in 1924 tot 1928 een tijd de uniforme 48-schaal gehad. De nadeelen hiervan waren, dat de kleine scholen voor een leerkracht te veel leerjaren kregen, daarom kwam men hiervan spoedig terug zelfs voordat het tijdstip van het automatisch vervallen van die schaal (in 1930) verstreken was. Thans gelden voor kleinere scholen lagere getallen. In 1935 werd de schaal voor kleinste scholen voor G. L. O. eenigszins verhoogd en voor de U. L. O. de uniforme 30-schaal ingevoerd.
De thans geldende schaal is als volgt: 1 leerkracht tot 40 leerlingen; 2 leerkr. 41-80 1l.; 3 leerkr. 81-130; 4 leerkr. 131-186; verder voor iedere 60 leerl. een leerkracht meer.
Voor de U.L.O. wordt voor iedere 30 leerlingen één leerkracht gesubsidieerd. Leemrijse