1° Henri, Fr. archaeoloog en historicus. * 4 Dec. 1869 te Doornik (Belg.). Eerst luitenant (1893), trad hij te Solesmes in de Orde der Benedictijnen (1895), moest Frankrijk verlaten, vestigde zich te Farnborough (Eng.) en later te Londen en verliet de Bened. Orde.
Hij gaf tot nu toe een groote hoeveelheid historische werken uit.Werken: o.a. Monumenta Ecclesiae liturgica (6 dln. 1900-1913); Dict. d’archéol. chrét. (22 dln. 1907 vlg.); Les martyrs (15 dln. 1903-’24); Hist. des conciles (vert. en aanpass. van Hefele en Hergenröther, 16 dln. 1907-’21); Manuel d’archéol. chrét. (2 dln. 1907); Hist. de la régence (3 dln. 1921); La vie de N. Seigneur Jésus Chr. (1928).
2° Jacques, schrijver. * 1891 te Brussel. Hoogleeraar aan de wijsgeerige en letterk. faculteit van het Institut St. Louis te Brussel.
Werken: o. a. Saint François de Sales, docteur de la Perfection (1928); Essai sur l’Action Catholique (1928); Leçons de Droit naturel (3 dln. 1927-’33); Essais de morale catholique (2 dln. 1931, *33).
3° Olivier, Belg. rechtsgeleerde. * 1760 te Herve, ♱ 1842 te Brussel. Doctor in het burgerlijk en canoniek recht, nam een vooraanstaande plaats in aan de balie en in de magistratuur. Bij het uitbreken der omwenteling 1830 maakte hij deel uit van den Raad van Staat; werd door Willem benoemd tot lid van de commissie tot aanpassing der grondwet, kwam zonder succes op voor de liberale gedachten. Later vertegenwoordigde hij herhaaldelijk België te Parijs en in Den Haag.