Een term uit den bruggenbouw, waaronder men verstaat balken van hout, ijzer of gewapend beton, volgens de lengterichting van de brug, waarop de eigenlijke rijvloer direct komt te dragen. Bij bruggen met kleine overspanningen vormen zij de eenige draagconstructie en zijn ze opgelegd op landhoofden en pijlers; bij grootere overspanningen bestaat de draagconstructie uit een systeem van twee hoofdliggers (de belangrijkste der primair dragende liggers) en meerdere dwarsliggers (dwarsdragers), waarop dan de rijvloer door middel van l. komt te liggen. Teneinde op de l. slechts één wieldruk te verkrijgen, wordt de onderlinge afstand niet grooter gekozen dan de normale radafstand van ca. 1,50 m.
L. komen ook voor bij den spoor- en tramwegbouw en dienen om, in tegenstelling met dwarsliggers, de rails over de volle lengte doorloopend te ondersteunen.
P. Bongaerts.