Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lambrechts

betekenis & definitie

1° Isidoor, Belg. priester, sociaal voorman. * 6 Dec. 1886 te Mechelen, † 24 Juni 1924 te Elsene. Onderpastoor te Vorst 1909, werd hij weldra belast met de organisatie van den Kath. middenstand; 9 Aug. 1912 was zijn bestendig secretariaat te Brussel definitief ingericht en begin 1919 kon hij zijn Landsbond van den Christelijken Middenstand voor goed inrichten en nieuwe wegen opgaan.

Lit.: De Middenstand (Juli 1924). Allossery.

2° Lambrecht, Vlaamsch schrijver. * 24 Sept. 1865 te Hoeselt, † 13 Juli 1932 te Gent. Leeraar aan de Rijksnormaalschool te Lier en te Gent. In talrijke schetsen en verhalen beeldt hij de zonnige atmospheer uit van Belg. Limburg. Zijn gedichten zijn volksch, vlot en zangerig, en werden door Vlaamsche toondichters graag getoonzet. IJverde ook voor de verspreiding van het volkslied; werkzaam op het gebied der muziekgeschiedenis (medeopsteller van Muziekwarande).

Werken. Proza: Uit de Demergouw (1903); Dierennovellen (1910); Uit Belg. Limburg (1911); Limb. Menschen (1912); Het Wingewest (1914, een strijdend-flamingantische roman); Limb. Beelden (1922). — Poëzie: Rond het Klavier (1901); De Vroolijke Limburger (1905); De Varende Zanger (1909). — Critiek: Het Zingende Vlaanderen (1922). A. Boon.

3° Matthias, derde bisschop van Brugge. * 1542, † 1 Juni 1602 te Brugge; licentiaat in de theol. te Leuven; prof. in de theol. in de abdij van Park; kanunnik te Brugge; vluchtte naar Dowaai (Douai) tijdens de troebelen van den Opstand tegen Spanje. Ontving de bisschopswijding te Leuven 28 Juli 1596.

Werken: Tleven, doot ende Lyden der Heyligen (2 dln. fol., Leuven 1590); Hist. ecclesiastica oft een kerckelycke Historie (Antwerpen, Verdussen, 1595, fol.). Valvekens.

< >