Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kwalpoliepen

betekenis & definitie

(Hydrozoa), klasse der holtedieren, waarbij de poliepvorm het meest is ontwikkeld. Deze heeft den vorm van een buis, die met het gesloten einde, de voetschijf, zich vasthecht aan allerlei voorwerpen; om de mondopening staat een krans van tentakels of vangarmen, die het voedsel vangen en in den mond brengen. Voor den fijneren bouw van zulk een zgn. hydroïdpoliep, zie → Zoetwaterpoliep.

De meeste poliepen leven, tot vertakte kolonies vereenigd, in de zee. en vormen na zekeren tijd door afsnoering kleine zwemmende → kwallen.Vele soorten komen op de Noordzeekust voor, zooals het zeemos (Sertularia sp.), de pijppoliep (Tubularia sp.) en klokjespoliep (Campanularia sp.); in onze slooten leeft de zoetwaterpoliep (Hydra). De buiskwallen worden meest ook tot de k. gerekend. M. Bruna Palaeontologie. Van de vier orden der k.: Hydrariae, Campanulariae, Hydrocorallinae en Tubulariae, zijn alleen beide laatste fossiel bekend. De Hydrocorallinae zijn koloniënvormend, hebben een kalkskelet, dat uit een dicht netwerk van kalkbuisjes bestaat, waarin holten voor polypen. Zij zijn bekend vanaf het Trias.

Millepora en Stylaster zijn fossiel uit het Tertiair nog weinig bekend, doch zij vormen (speciaal de eerste) een essentieel element in den opbouw der Recente koraalriffen. Ook Tubulariae hebben soms een kalkig geraamte, o.a. Hydractina, welke korsten op schelpen en steenen vormen.

Hiertoe hooren ook de Mesozoïsche Parkeria en Loftusia, die nootof spoelvormige geraamten vormen, uit concentrische kalkbladen opgebouwd. v. Tuijn

< >