Eed, door den vorst vóór zijn inhuldiging afgelegd, dat hij de geschreven of overgeleverde grondrechten van het land zal eerbiedigen. In verschillenden vorm was de k. van oudsher in gebruik bij de Germaansch-Christelijke volken.
Veel gerucht is er geweest omtrent den Engelschen kroningseed. Daarin zwoer de koning „de afgoderij en het bijgeloof” af van de Kath. leer omtrent de H. Eucharistie, de H. Mis en de vereering der H. Maagd. Bij zijn kroning in 1901 poogde Eduard VII vergeefs deze passage uit de eedformule te doen lichten; George V wendde in 1910 vóór zijn kroning op discrete doch effectieve wijze al zijn invloed aan om Hooger en Lager Huis een wetsontwerp tot verandering der kroningsformule te doen aannemen. Deze is toen veranderd; de Eng. koning verklaart thans slechts een „getrouw Protestant” te zijn.
Lit.: tijdschr. Etudes (dl. 123 en 124, jrg. 1910, blz. 719 en 688). Gorris.