Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Komkommer

betekenis & definitie

(Cucumis sativus), uit Azië afkomstige plant van de fam. der komkommerachtigen, verwant met meloen en pompoen, en vnl. gekweekt als groente. De eigenlijke k. hebben groote vruchten, die in eetbaren toestand geel, groen of wit zijn en welke in de open lucht in deze streken nauwelijks kunnen worden verbouwd. Een verscheidenheid met kleinere vruchten vormt de → augurk, die des zomers buiten goed kan groeien.

De teelt van beide is van groote beteekenis en k. zoowel als augurken vormen een belangrijk handelsartikel. Reeds in Maart worden uit warme broeikasten k. verkocht en tot den herfst toe blijft het product op de markt. De meeste k. worden versch gebruikt.

De cultuur van k. is moeilijk in verband met de hooge eischen, welke de plant aan de verwarming stelt, en in verband met de ziekten en vijanden (→ Komkommerparasieten). De vruchten ontstaan vaak parthenocarpisch en bevatten dan geen goede zaadkiemen. Zij worden uitsluitend in onrijpen toestand gebruikt. Lit.: Vilmorin-Andrieux, Les plantes potagères (1925). Rietsema.

< >