Havenstad en vlootbasis aan de Oostzee (IV 576 Dl), hoofdstad van de prov. Sleeswijk-Holstein; 219 000 inw. (1933), waarvan 4,4 % Kath. en 86,1 % Prot. Groote scheepswerven (o.a.
Germania), machineindustrie. K. heeft een universiteit en een sterrenwacht.Tot de bezienswaardigheden van K., behooren o.a. de Nikolaikirche, een Gotische hallenkerk uit de 13e eeuw (gerestaureerd 1889-’91), het oude raadhuis (1696), vsch. oude huizen, ten O. van de stad een Renaissance-slot uit 1580, verder het nieuwe raadhuis (Arch. Billing, 1905-’07) e.a.
K. ontving in 1242 stadsrechten en kwam als Hanzestad tot grooten bloei. Sinds 1867 is K. Pruisisch. Op 28 Oct. 1918 brak te K. de matrozenopstand uit, als protest tegen het bevel van admiraal Scheer een aanval op de Vlaamsche kust te doen; op 3, 4 en 5 Nov. sloot zich het garnizoen bij de matrozen aan, daarna ook de arbeiders; van Kiel sloeg de opstand over naar Hamburg, Bremen, Berlijn en München.
Voor het Kieler Kanaal, → Noord-Oostzeekanaal.