Kiel (geol.)
Havenstad en vlootbasis aan de Oostzee (IV 576 Dl), hoofdstad van de prov. Sleeswijk-Holstein; 219 000 inw. (1933), waarvan 4,4 % Kath. en 86,1 % Prot. Groote scheepswerven (o.a. Germania), machineindustrie. K. heeft een universiteit en een sterrenwacht.Tot de bezienswaardigheden van K., behooren o.a. de Nikolaikirche, een Gotische hallenkerk uit d...