Oudtijds een lang, plat, geschaafd stokje in den vorm van een dikke liniaal, zoo geheeten naar de insnijdingen, getallen of teekens, die erin gekorven werden, om een hoeveelheid leveringen aan te geven of om zich iets te herinneren. Hierbij had ook de kooper zoo’n even langen stok, waarop bij vergelijking natuurlijk het aantal insnijdingen hetzelfde moest blijken. Als de k. vol was, werd de schuld betaald.
In de M.E. werd zoo’n stok gebruikt om het aandeel in de belasting aan te geven (vgl. Fr. „taille”); ook bij mijnwerkers was de k. in zwang. In de 18e eeuw nog was de k. voor de Eng. rechtbanken een bewijsstuk.
Uit de eigenlijke beteekenis van k. heeft zich de figuurlijke ontwikkeld: iets op zijn kerfstok hebben = zich aan iets hebben schuldig gemaakt, dat nog uitgeboet moet worden. Brouwer Lit.: Kunze-Suhl, Zur Kulturgesch. des K. (1894).