Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kemper

betekenis & definitie

1° Jhr. Jeronimo de Bosch, ➝ Bosch Kemper.

2° Jhr. Joan Melchior, jurist en staatsman. * 26 April 1776 te Amsterdam, † 20 Juli 1824 te Leiden. Werd in 1798 hoogleeraar (burgerlijk en natuurrecht) te Harderwijk; in 1806 ging hij over naar het athaenaeum te Amsterdam en in 1809 naar Leiden, van welks hoogeschool hij, na het herstel der onafhankelijkheid (1813), de eerste rector magnificus was. Bij de bevrijding van Ned. van de Franschen speelde K. een zeer actieve rol, bij het overgaan van Amsterdam naar de zijde van het ➝ Algemeen bestuur, bij het opdragen van de souvereiniteit aan Oranje. Een staatkundig ambt heeft K. niet bekleed, hij prefereerde zijn professoraat. Wel had hij zitting in de Tweede Kamer en was hij staatsraad in buitengewonen dienst. Ook als lid van vsch. commissies bewees K. belangrijke diensten, o.a. als president van de commissie tot samenstelling van algemeene wetboeken. Zijn streven, Nederland onmiddellijk een burgerlijk wetboek te geven i.p.v. het code Napoleon, mislukte, vooral door den tegenstand van Belg. zijde. Voorts heeft hij op de totstandkoming van vsch. wettelijke regelingen invloed uitgeoefend, bijv. op de bekende taalbesluiten van koning Willem I (1819).

Lit.: Naber, J. M. K. (1913). Voorts raadplege men de alg. werken, welke op het tijdvak betrekking hebben, bijv. Colenbrander, Willem I koning der Ned. (I 1931, II 1935). Verberne.

< >