(inl. benaming Ewaav = Noordland), groep eilanden in de Banda-zee, res. Amboina (Ned.-Indië); te zamen met een opp. van ca. 1500 km2. Ca. 51 000 inw., verdeeld in Mohammedanen, Kath. (ca. 16 000) en Protestanten.
Heuvelland van Quartaire formatie, terwijl het eil. Groot-Kei, dat één lange bergketen vormt, wier hoogste toppen tot 800 m stijgen, van Tertiaire formatie is. Dit is ook het meest Westelijke eiland, waar nog de kangeroe voorkomt.
De hoofdplaats Toeal is tevens de zetel van het bestuur. De voornaamste producten zijn hout, kopra en tripang. De bevolking van de Kei-eilanden is zeer vermengd met allerlei vreemde elementen, vooral Cerammers, Makassaren en volgens de legende ook Balineezen, terwijl de bewoners van het eiland Kei-Tanimbar (Atnebar Ewaav) van Tanimbar herkomstig zijn.
Op Groot-Kei vindt men nog een paar kampongs van uitgewekenen van Banda onder Jan Pietersz. Koen. Ze hebben zich weinig met de Inheemsche bevolking vermengd en hun eigen taal, die op Banda zelf teloor ging, behouden en ook hun eigen industrie: de pottenbakkerij.Te Langgoer op Klein-Kei is de zetel van den apostolischen vicaris van het vicariaat van Ned. Nieuw-Guinee, van de Mission. van het H. Hart. Er is ook een opleidingsschool voor goeroes (catechisten), een internaat voor jongens en ambachtsschool en onder leiding van zusters (Dochters van O. L. V. van het H.
Hart) een internaat voor meisjes en een ziekenhuis met annex kraamverpleging. Op Groot-Kei bij Elat, wordt door de zusters een zelfde inrichting bestuurd, alsook een leproserie.
Lit.: G. W. W. C. baron van Hoëvell, De Keij-eilanden, in Tschr. Bataviaasch Genootschap (XXIII); H. O.
W. Planten en C. J. M. Wertheim, Verslagen v. d. wetensch. onderneming en onderzoekingen op de Keij-eil. gedurende de jaren 1889 en 1890 (1893); H. Geurtjens, Uit een vreemde Wereld; H.
G. Langen, Die Keij-Inseln (Weenen 1902). De taal, het Keieesch, welke, behoudens dialectische verschillen, voor alle eilanden dezelfde is, werd vastgelegd in de „Spraakleer der Keieesche Taal” door H. Geurtjens (Verhandelingen v.h. Bat. Gen. v.
Kunsten en Wetensch. LXIII, tweede stuk) en de „Woordenlijst der Keieesche Taal” door H. Geurtjens (id. LXIII, derde stuk).
Geurtjens.