Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Karperachtigen

betekenis & definitie

of karpers (Cyprinidae), een familie der beenvisschen, levend in de zoete wateren van de Oude wereld en Noord-Amerika. Zij hebben tanden in den bek, en zeer sterke in het keelgat; er is slechts één rugvin, de buikvinnen zijn naar achteren geplaatst, de staartvin is vaak gevorkt. De schubben zijn afgerond.

De k. voeden zich met zachte, half vergane plantendeelen, insectenlarven, wormen, enz. In koude streken overwinteren zij, vaak in scholen, in de modder. De voornaamste Ned. soorten zijn: ➝ karper, barbeel, grondel, zeelt, steenkarper (kruis- of kroeskarper), goudvisch, boerenkarper, giebel, brasem, blei, bitterVoorn. ruisch-, riet- of roetVoorn.

Voorn. groote modderkruiper [donderaal; Misgurnus (Cobitis) fossilis] en kleine modderkruiper (Cobitis taenia). De gekweekte soorten van karpers noemt men edelkarpers.Keer.

< >