Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Karper

betekenis & definitie

(Cyprinus carpio L.), een soort der fam. karperachtigen, heeft twee kleine voeldraadjes aan weerszijden van den snuit, een lange rugvin en groote schubben. Het lichaam is vrij langwerpig, zeer vleezig, zijdelings samengedrukt. De kleur is olijfgroen met donkerder boven- en geelachtige onderzijde.

Het voedsel bestaat uit wormen, insectenlarven en allerlei plantaardige stoffen. In de Oudheid was de k. reeds om zijn vleesch gezocht en thans nog wordt hij in vijvers gekweekt; verder leeft hij in de zoete wateren van Europa en Azië. De k. komt in meerdere rassen voor.

De spiegelkarper (C. specularis of rex cyprinorum) heeft slechts 2 of 3 rijen zeer groote schubben, terwijl de lederkarper (C. nudus) geen schubben bezit. De boerenkarper (Carassius carassius) onderscheidt zich van den gewonen k. door het gemis van voeldraden en de minder diep ingesneden staartvin. Hij komt alleen in Europa en N.

Azië voor en houdt het in verontreinigd water beter uit dan de eerste soort. Een ondersoort van den boerenkarper is de giebel (Carassius gibelio), die langer is dan de stamsoort.Keer.

< >