Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Karel I van Habsburg-Lotharingen

betekenis & definitie

Keizer van Oostenrijk, koning van Hongarije onder den naam van Karel IV. *17 Aug. 1887 te Persenbeug, ✝1 April 1922 te Funchal (Madeira). Zoon van aartshertog Otto en kleinzoon van een broeder van keizer Frans Jozef. Zijn opvoeding was erg burgerlijk; zijn karakter stil, minzaam en godvruchtig.

In 1911 huwde hij met prinses Zita van Bourbon-Parma, die hem acht kinderen schonk. Kroonprins sedert den moord op Ferdinand te Serajewo, speelde hij tijdens den Wereldoorlog aanvankelijk een bescheiden rol, daar de keizer veel wantrouwen tegenover hem koesterde; tot hij bij den dood van zijn oud-oom op 16 Nov. 1916 keizer werd. Gekant tegen den oorlog en tegen den Duitschen invloed, poogde hij meermalen met de Entente te onderhandelen door middel van zijn schoonbroeder Sixtus van Bourbon en van graaf Armand; die pogingen mislukten echter.

De Oost.Hong. monarchie wilde hij op federale basis inrichten (proclamatie van 17 Oct. 1918) en stelde zijn vertrouwen in den min.-pres. Czernin. Niettegenstaande zijn overwinningen op de Ententelegers begin 1918, kon hij de afbrokkeling van zijn rijk niet beletten en deed afstand van den troon op 12 Nov. 1918; daarna vestigde hij zich in Zwitserland, van waaruit hij in 1921 twee pogingen waagde tot herstel van den Hong. troon, maar die op den weerstand stuitten van regent Horthy en van de Kleine Entente.

Na zijn dood vestigde zijn weduwe zich eerst in Spanje, daarna op het kasteel van Steenokkerzeel bij Brussel.Lit.: Polzer-Hoditz, Kaiser K. Aus der Geheimmappe seines Kabinetchefs (1928); v. Glaise-Horstenau, Die Katastrophe (1928). Cosemans.

< >