(Camelidae), een fam. der herkauwers, omvat groote dieren met een langen, slanken hals, hoornloozen kop met een zeer beweeglijke bovenlip, tweeteenige voeten zonder bijhoeven. De maag (→ Herkauwers) bestaat slechts uit 3 deelen; de pens bezit blaasjes om water te bewaren, zoodat langen tijd in de waterbehoefte wordt voorzien; 6-8 dagen achtereen kunnen zij, bepakt, zonder drinken door de woestijn trekken („schip der woestijn”).
Tot het geslacht kameel (camelus) behooren: de dromedaris (C. dromedarius L.) met één bult, in Arabië, Z. Azië en N. Afrika; de kameel (C. bactrianus L.) met twee bulten, in Midden-Azië tot China. Beide kunnen met weinig voedsel toe; de bulten, die bij goed doorvoede dieren voor een belangrijk deel uit vetweefsel bestaan, vervullen zoo noodig den dienst van voedselreserve, en kunnen, bij honger, bijna geheel verdwijnen. Zoowel dromedaris als kameel bewijzen uitstekende diensten als last-, rijen ook als trekdier. De dromedaris is o.m. ingevoerd in Zuid-Rusland, Amerika en Australië (speciale kameelenwegen). Op de bergen van Z.Amerika leven de volgende soorten van het geslacht lama (Auchenia), van geringere grootte met een langen, dunnen hals en lang, wollig haar:
in het wild de vicuna (L. vicugna Mol.) met korte, roodachtig-gele wol; in tammen staat de lama (L. glama L.), een lastdier, dat wol levert, en de alpaca (L. pacos L.), geheel wit of zwart, om haar wol en vleesch gefokt. Keer.