Vlaamsch hoogleeraar en strijder. *19 Febr. 1857 te Oostende, ✝3 Maart 1919 te Gent. Na schitterende studiën in de natuurwetenschappen aan de Gentsche univ. werd hij hoogleeraar en bestuurder van den Plantentuin. Als hoogleeraar en geleerde verwierf hij naam, zoowel door zijn biologische studies als door den invloed op zijn studenten.
Hij stichtte het „Kruidkundige genootschap Dodonaea” in 1887 en in 1897 de vereeniging „Het Vl. NatuurGeneeskundig Congres”, waaruit de Vl. Wetenschappelijke congressen groeiden.
Hij was een der eersten, die te Gent en in het Vl. land de University extension inrichtte. In 1899 bracht hij namens de commissie, belast met het onderzoek van de wenschelijkheid van het inrichten van een Ned. hoogeschool in Vl. België, een bondig maar sterk bevestigend verslag uit.
In 1900 werd hij tot lid der Kon. Vl. Academie benoemd.
Gedurende den Wereldoorlog verbleef hij in Engeland, waar hij tot doctor h.c. in de wetenschappen van de Victoria University te Manchester werd benoemd.Lit.: A. J. J. Van de Velde, Prof. Dr. J.
M. L.; Jaarb. der Kon. Vl. Acad. (1921, 145-228); Wetenschap in Vlaanderen (I 1936 nr. 2). Uytterhoeven.